ECLI:NL:RBAMS:2022:1445
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- P.K. Oosterling-van der Maarel
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding ex artikel 530 Sv na vrijspraak in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek werd ingediend door een verzoeker die op 24 september 2021 door de economische politierechter was vrijgesproken. Het verzoek strekte tot het toekennen van een vergoeding van € 3.460,60 voor de kosten van de raadsman en € 680,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord, waarbij de verzoeker niet aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoeding toe te kennen. De rechtbank benadrukte dat de rechter niet gebonden is aan de door de advocaat opgestelde declaratie, maar dat deze als uitgangspunt kan dienen. De rechtbank vond geen sprake van bovenmatigheid in de declaratie van de raadsman en kende de volledige vergoeding toe. De totale vergoeding van € 4.140,60 werd toegewezen aan de verzoeker, die werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als de verzoeker. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen door het bedrag over te maken op een specifiek bankrekeningnummer, onder vermelding van de vergoeding ex artikel 530 Sv.