ECLI:NL:RBAMS:2022:1451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
21/6307
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.K. Oosterling-van der Maarel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die tevens beslagene is. Het klaagschrift betreft de teruggave van een in beslag genomen personenauto, merk Renault, type Megane, met Pools kenteken. De auto was op 7 november 2021 in beslag genomen in verband met een verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, die in Oekraïne verblijft, stelt dat de auto in feite van hem is, hoewel deze op naam van een andere persoon staat, en verzoekt om teruggave zodat hij de auto kan verkopen en het geld kan gebruiken voor zijn levensonderhoud.

Het Openbaar Ministerie heeft op 30 november 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt en verklaarde zich niet te verzetten tegen teruggave aan de rechtmatige eigenaar, maar kon de teruggave niet uitvoeren zolang het klaagschrift van klager nog liep. De rechtbank heeft de raadsman van klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord, maar klager zelf is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan één belanghebbende is en dat klager zijn stelling dat hij rechthebbende is niet met bewijsstukken kan staven. De auto staat op naam van de andere persoon, die in Polen woont.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang meer is om de auto onder beslag te houden, maar dat klager niet als rechthebbende kan worden aangemerkt. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing is gegeven door mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2022. Klager kan binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 21/6307
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager],

geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. A.D. Kupelian, [adres raadsman]
klager, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 25 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 30 november 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 8 maart 2022 de raadsman van klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Klager is, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
een personenauto, merk Renault, type Meghane, Pools kenteken [kenteken].
De raadsman van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
De auto is weliswaar op naam van [persoon] gesteld, maar behoort in feite toe aan klager. Dit wordt onder Oekraïners veel gedaan om zo de hoge invoerkosten in Oekraïne te omzeilen. Gegeven de huidige situatie kan klager thans niet naar Polen om een verklaring van [persoon] te krijgen dat de auto aan hem toebehoort. [persoon] kan ook niet naar Nederland komen om de auto bij het Openbaar Ministerie op te halen. Klager verzoekt u de auto aan hem terug te geven, zodat hij deze te gelde kan maken en het geld kan gebruiken voor het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich niet te verzetten tegen teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de rechtmatige eigenaar van de personenauto, namelijk [persoon]. Er is geen strafvorderlijk belang meer om de auto langer onder beslag te houden. De beslissing tot teruggave aan [persoon] kan echter nog niet worden uitgevoerd nu klager een klaagschrift tegen inbeslagname heeft ingediend en verzoekt om teruggave van het voertuig aan hem. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
De auto is op 7 november 2021 onder klager in beslag genomen wegens verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
Gelet op het standpunt van de officier van justitie is er niet langer een strafvorderlijk belang om de auto langer onder beslag te houden. De auto is op naam gesteld van [persoon], woonachtig te Polen. Het Openbaar Ministerie is voornemens de auto terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Klager stelt echter de rechtmatige eigenaar van de auto te zijn.
Aangezien sprake is van meer dan één belanghebbende, dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag aan wie het voorwerp dient te worden teruggegeven zich te laten leiden door hetgeen op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is.
Klager stelt dat hij redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt. Klager kan deze stelling echter niet met bewijsstukken staven. Daartegenover staat dat uit het dossier volgt dat het inbeslaggenomen voertuig op naam van [persoon] is gesteld. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank dan ook niet klager redelijkerwijs als rechthebbende aanmerken.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.