Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 januari 2021.
2.De feiten
“rechtsgeldige goederenrechtelijke aanspraken van leveranciers op door hen geleverde goederen (Voorraden), zoals eigendomsrechten, rechten van reclame en/of consignatie.”
241.966
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Bovendien betwist Hoad dat het gebruikelijk zou zijn dat de koper van een voorraad van een failliet ook claims van leveranciers onder eigendomsvoorbehoud die dateren van voor de koop van de voorraad zou moeten vergoeden. Volgens Hoad is juist gebruikelijk dat de verkoper dat doet; de koper wikkelt alleen de claims van leveranciers af met betrekking tot de voorraad zoals deze is overgenomen, niet met betrekking tot het deel van de voorraad dat al was verkocht voor de voorraad werd overgenomen.
Rechten Derdenook vallen aanspraken die de leveranciers hadden wegens in de periode tussen faillissement en koopovereenkomst verkochte zaken die eigendom van een leverancier waren.
“rechtsgeldige goederenrechtelijke aanspraken van leveranciers op door hen geleverde goederen (Voorraden), zoals eigendomsrechten, rechten van reclame en/of consignatie.”zal moeten worden onderzocht of de verkopen in de periode tussen faillissement en de koopovereenkomst van eigendommen van leveranciers bij die leveranciers hebben geleid tot
“rechtsgeldige goederenrechtelijke aanspraken van leveranciers op door hen geleverde goederen”.
”rechtsgeldige goederenrechtelijke aanspraken”meer
.Wel zal de leverancier een vordering tot schadevergoeding kunnen instellen jegens degene die met de opbrengst ongerechtvaardigd is verrijkt, maar dat is geen goederenrechtelijke maar een verbintenisrechtelijke vordering.
Rechten Derden.Daarbij neemt zij een verplichting op zich die zonder contractuele regeling op de curator zou rusten, wat ook verklaart dat de curator vrijwaring heeft bedongen.
Partijen (eerst Hoad, dan ING) krijgen de gelegenheid op dit voornemen bij akte te reageren. Daarbij kunnen zij met inachtneming van het bovenstaande een berekening voegen van wat volgens hen ING aan Hoad verschuldigd is.
Ook als zou worden aangenomen dat de “reservering incourant” een omstandigheid was die van invloed kon zijn op de waarde van die activa en ING van die reservering op de hoogte was, betekent niet dat zij verplicht was Hoad daarvan op de hoogte te stellen, juist omdat niet zij maar de curator de verkoper van de activa was. Ook hierin kan dus geen tekortkoming worden gezien. De primaire grondslag van de vordering zal worden afgewezen.
Hoad stelt dat zowel de curator als ING in de maling zijn genomen door de betreffende werknemer en zijn handlanger, [naam 2] . Naar de mening van Hoad behoort het niet tot een regulier kopersrisico dat de flagshipstore heimelijk en zonder betaling door een derde aan de boedel wordt onttrokken.
5.De beslissing
23 maart 2022voor het nemen van een akte door Hoad over hetgeen is vermeld onder 4.17, 4.24 en 4.28, waarna ING op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,