Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Mijn ouders hebben de [adres 2] sinds 1975 in bezit. (…) De afscheiding bestond deels uit het botenhuis van de familie [naam 2] en later de familie [naam 3] en nog later de heer [eiser] . Achter en in het verlengde van het botenhuis was een draaihekje geplaatst gevolgd door een hek dat naar de straatkant liep in een rechte lijn. Nooit is er sprake of discussie geweest ten aanzien van de knik in de kadastrale erfgrens, immer het botenhuis en het hek fungeerde als afscheiding. Later toen de heer [eiser] op het terrein een nieuw huis heeft laten bouwen is ook het botenhuis verwijderd en is een nieuw hek geplaatst zoals dat voorheen ook op het terrein stond. Het stukje (de knik) is nooit door [eiser] ter discussie gesteld of in gebruik genomen.”
3.Het geschil in conventie
5.De beoordeling in conventie
Verwijderen warmtepompen
Ook artikel 3:105 BW is per 1 januari 1992 in werking getreden. Onder oud recht had verkrijgende verjaring geen eigendom door verjaring tot gevolg (de bezitter moest immers te goeder trouw zijn). Een met artikel 3:105 BW vergelijkbare bepaling ontbrak dan ook onder het oude recht. Bepalend is of op of na 1 januari 1993 aan de vereisten van artikel 3:105 BW is voldaan, waarbij het bezit onder het oude recht meetelt voor het voor het voltooien van de huidige termijn.