ECLI:NL:RBAMS:2022:1511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
RK21/6527
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over teruggave van in beslag genomen kat in het kader van dierenmishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, tevens beslagene, die de teruggave van zijn in beslag genomen kat, een kater genaamd [naam 1], verzocht. Het klaagschrift werd op 8 december 2021 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 23 december 2021 zijn standpunt kenbaar maakte. Tijdens de zitting op 10 januari 2022 werd klager bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Ploegmakers, en een tolk voor de Turkse taal, M. Ates.

Klager ontkende de beschuldigingen van dierenmishandeling en voerde aan dat hij goed voor zijn katten zorgde. De dierenarts had verklaard dat het letsel van een andere kat, [naam 2], niet noodzakelijkerwijs op mishandeling duidde. Klager gaf aan dat hij financieel in staat was om voor [naam 1] te zorgen en dat hij bezig was met het leren van de Nederlandse taal om een baan te zoeken.

Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave van de kat, met het argument dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat er een verdenking van dierenmishandeling was. De rechtbank oordeelde echter dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten om de kat niet te verbeurd te verklaren. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan bewijs voor mishandeling van [naam 1], besloot de rechtbank dat het beslag op de kat moest worden opgeheven en dat de kat aan klager moest worden teruggegeven. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Proces-verbaalnummer: PL1300-2021245599
RK: 21/6527
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager, tevens beslagene],

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Ploegmakers, [kantooradres],
klager, tevens beslagene.

Procesgang

Het klaagschrift is op 8 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 23 december 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 10 januari 2022 klager, bijgestaan door M. Ates, tolk voor de Turkse taal, zijn raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen dier, te weten:
- een kater, rood cypers, [naam 1] (goednummer: 6126303).
De raadsvrouw van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
Klager ontkent dat hij zijn katten heeft mishandeld. Klager is in eerste instantie door de politie in het Engels verhoord. Bij de dierenarts heeft het gesprek plaatsgevonden half in het Engels en half in het Nederlands. Klager is echter beide talen niet goed machtig en later is in het bijzijn van een tolk meer duidelijk geworden.
De dierenarts heeft verklaard dat het letsel van [naam 2], die volgens klager een dag weg is geweest en bij zijn terugkomst vreemd en ziek gedrag vertoonde, past bij een val van grote hoogte of bij een aanrijding. Klager heeft in overleg met de dierenarts afstand gedaan van [naam 2].
Klager denkt wel degelijk na over de zorg van de katten en ziet in dat de verzorging van twee katten wellicht wat veel voor hem was.
Op basis van het dossier, meent de raadsvrouw te kunnen vaststellen dat [naam 2] gedurende de nacht van grote hoogte is gevallen en dat niet is vast te stellen dat klager de katten heeft mishandeld. Na onderzoek van de kat [naam 1] is ook niet van ondervoeding of mishandeling van [naam 1] gebleken.
De raadsvrouw acht het hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter, later oordelend, zal
zal bepalen dat [naam 1] niet terug kan naar klager. Met [naam 1] was niets mis. Klager kan goed voor [naam 1] zorgen en adequaat handelen wanneer dat nodig is.
Klager heeft in raadkamer nog aangevoerd dat hij de katten ontzettend mist. Hij heeft altijd goed voor de katten gezorgd. Op het moment dat klager merkte dat er iets aan de hand was met [naam 2], heeft hij haar gelijk – zonder een afspraak te maken – naar de dierenarts gebracht. Klager meent ook dat hij genoeg financiële middelen heeft om voor [naam 1] te kunnen te zorgen. Hij ontvangt een bijstandsuitkering. Misschien dat de zorg voor twee katten wat te veel was, maar hij is goed in staat om voor een kat te zorgen.
Klager is bezig met een cursus om de Nederlandse taal te leren en wil zodra hij het Nederlands voldoende beheerst een baan zoeken. Zo kan hij de kat een (nog) beter leven geven.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen kat aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie zal vorderen dat de kat zal worden verbeurd verklaard.
In raadkamer heeft de officier van justitie desgevraagd laten weten dat onduidelijk is hoe het nu met de kat [naam 1] gaat en dat een strafzitting is nog niet gepland. Uit het dossier rijst de verdenking van mishandeling en bovendien lijkt klager wel laat in te grijpen als er wat aan de hand is met de kat. Om voor een kat te zorgen is geld nodig. Misschien dat de financiële situatie van klager in de toekomst zal veranderen, maar op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat klager over voldoende financiële middelen beschikt om goed voor de kat kunnen zorgen. De officier van justitie begrijpt dat dit klager zwaar valt, maar onderstreept het belang dat er goed voor de kat wordt gezorgd.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 28 november 2021 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemd voorwerp in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van dierenmishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een dier dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het dier zal uitspreken.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen kat zal verbeurd verklaren. Immers, de verdenking van dierenmishandeling ziet voornamelijk op [naam 2] en veel minder op [naam 1]. Over [naam 2] heeft klager inmiddels aanvullend verklaard. Ten aanzien van [naam 1] volgt uit het dossier niet dat sprake is van dusdanige onregelmatigheden in haar verzorging dat de kat niet kan worden teruggegeven aan klager. Verbalisanten troffen de woning en kat in goede conditie toen zij daar kwamen ter inbeslagneming.
Het dossier wekt wel zorgen op over de omgang en de verzorging van zijn huisdieren door klager, vooral nu het ging om nog jonge kitten. Hoewel klager wel naar de dierenarts ging, leek hij daarvoor niet te willen betalen. Gelet op zijn financiële situatie wekt dat ook zorgen. Klager heeft in raadkamer toegezegd dat hij financieel wel in staat is om zorg te dragen voor [naam 1] en dat hij tijdig een dierenarts zal inschakelen en bekostigen wanneer dat nodig is. Gelet op het voorgaande en aangezien er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling, weegt het belang van klager zwaarder en is de rechtbank van oordeel dat het beslag van de kat niet dient voort te duren zodat [naam 1] terug kan naar klager.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het ontbreken van strafvorderlijk belang het beslag dient te worden opgeheven.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegronden gelast de teruggave aan klager van een kater, rood cypers, [naam 1] (goednummer: 6126303).
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.