Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker],
mr. C. Stroobach, [kantooradres],
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 24 januari 2022, is het verzoek van de verzoeker om een vergoeding van kosten op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) deels toegewezen. De verzoeker, die in 2016 staande werd gehouden op verdenking van het rijden zonder rijbewijs, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 2.678,07 voor de kosten van zijn raadsvrouw en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat de opgevoerde kosten enigszins bovenmatig waren en matigde het bedrag voor de kosten van de raadsvrouw tot € 720,-. De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet de kans had gehad om zich te verdedigen, aangezien de strafzaak tegen hem in mei 2021 onvoorwaardelijk was geseponeerd. De rechtbank kende ook de standaardvergoeding toe voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De beslissing werd genomen na een hoorzitting waarin zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een deel van de gevraagde vergoeding toe te kennen, en wees het overige verzoek af. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.