ECLI:NL:RBAMS:2022:1512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
RK4567
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 24 januari 2022, is het verzoek van de verzoeker om een vergoeding van kosten op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) deels toegewezen. De verzoeker, die in 2016 staande werd gehouden op verdenking van het rijden zonder rijbewijs, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 2.678,07 voor de kosten van zijn raadsvrouw en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat de opgevoerde kosten enigszins bovenmatig waren en matigde het bedrag voor de kosten van de raadsvrouw tot € 720,-. De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet de kans had gehad om zich te verdedigen, aangezien de strafzaak tegen hem in mei 2021 onvoorwaardelijk was geseponeerd. De rechtbank kende ook de standaardvergoeding toe voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De beslissing werd genomen na een hoorzitting waarin zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een deel van de gevraagde vergoeding toe te kennen, en wees het overige verzoek af. De beschikking werd openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/252454-16
RK: 21/4567
Beschikking op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. C. Stroobach, [kantooradres],
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 16 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 9 september 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 10 januari 2022 de gemachtigd raadsvrouw van verzoeker
mr. L. Fleskens, waarnemend voor mr. C. Stroobach, en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 2.678,07 voor de kosten van de raadsvrouw en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsvrouw ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Veel van de opgevoerde kosten hebben te maken met het feit dat mr. Stroobach in deze zaak lang niets had gehoord van het Openbaar Ministerie over de stand van zaken.
De bestudering van het dossier heeft in verband met dat tijdsverloop mogelijk meer tijd in beslag genomen. De opgevoerde reis- en bezoekkosten uit 2018 zijn vermoedelijk gemaakt toen mr. Stroobach verzoeker over deze zaak wilde spreken en hij op dat moment uit anderen hoofde vast zat. De zaak is pas geseponeerd in 2021 en ook daarover is gecorrespondeerd. Verder heeft het contact zoeken met de rechtbank wellicht meer tijd gekost in verband met de lange wachttijd aan de telefoon.
Het aantal gedeclareerde uren komt de raadsvrouw niet onredelijk voor, gelet ook op het tijdsbestek van vier jaar.
Ten aanzien van de gevraagde verrekening op grond van artikel 534 lid 3 Sv heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit alleen kan met de bij de strafbeschikking opgelegde geldboete van € 164,- en niet met de opgelegde bestuurlijke boetes, zoals vermeld op het overzicht openstaande zaken van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB).

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in raadkamer – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de standaardvergoeding. Primair dient het verzoek te worden afgewezen, omdat gelet op het procesdossier toekenning van een vergoeding niet billijk zou zijn. Subsidiair dienen de gedeclareerde kosten te worden gematigd, nu een deel van de kosten mogelijk in een andere dan deze zaak zijn gemaakt. De specificatie roept veel vragen op.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat op grond van artikel 534 lid 3 Sv verrekening dient plaats te vinden met bedragen die in het overzicht van het CJIB staan vermeld.

De beoordeling

Verzoeker is op 23 september 2016 staande gehouden op verdenking van het rijden op een snorfiets zonder rijbewijs.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 20 mei 2021 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 21 mei 2021 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een deel van de gevraagde vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsvrouw. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie.
De rechtbank overweegt op grond van het dossier en het verhandelde in raadkamer het volgende. Verzoeker is op 23 september 2016 staande gehouden wegens verdenking van het rijden zonder een geldig rijbewijs. Voor zover is op te maken uit het dossier is hij niet verder opgehouden voor onderzoek. Verzoeker was het blijkens zijn verklaring niet eens met de gerezen verdenking. Nu de zaak tegen hem is geseponeerd, heeft hij niet de kans gehad om zich hiertegen te verdedigen en worden gronden van billijkheid aanwezig geacht om een vergoeding toe te kennen voor de door hem gemaakte kosten.
Ten aanzien van de hoogte van die vergoeding is de rechtbank het volgende opgevallen. Voor bestudering van het procesdossier van dertien pagina’s heeft de raadsvrouw 120 minuten opgevoerd en vanwege een bezoek aan de penitentiaire inrichting op 13 juli 2018 (inclusief reiskosten) heeft zij 186 minuten opgevoerd. Ook is opgevallen dat de rechter-commissaris is benaderd zonder dat is toegelicht waar dat op zag. Uit de gegeven toelichting van de waarnemend kantoorgenoot heeft de rechtbank niet kunnen opmaken waar de opgevoerde werkzaamheden uit 2018 op zagen en hoe de werkzaamheden zich verhouden tot deze zaak. Vooral omdat er blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van verzoeker in die periode andere zaken tegen verdachte liepen. Zo liep er precies in de periode van het bezoek aan de PI een VI-zaak terwijl in de geseponeerde zaak niets leek te gebeuren. De opgevoerde werkzaamheden komen de rechtbank gelet op wat hiervoor is overwogen daarom enigszins bovenmatig voor en zijn voor de rechtbank reden om het bedrag te matigen tot € 720,- (180 minuten). Voor het overige is onvoldoende over het voetlicht gebracht dat dit redelijke kosten zou betreffen die in de geseponeerde zaak zijn gemaakt.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
Ten aanzien van het verrekenen ex artikel 534 lid 3 Sv
Uit het CJIB overzicht blijkt niet van verschuldigde geldsommen, tot betaling waarvan de verzoeker bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest in een strafzaak is veroordeeld of tot betaling waartoe de verzoeker op grond van een jegens hem uitgevaardigde, onherroepelijk geworden strafbeschikking verplicht is.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De beslissing
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 720,- (zevenhonderdtwintig euro) voor de kosten van de raadsvrouw.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2022.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.400,- (eenduizend en vierhonderd euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Stroobach en Dijkers advocaten, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] / Staat, kenmerk [kenmerk].
Aldus gedaan op 24 januari 2022
door mr. R.C.J. Hamming, rechter.