ECLI:NL:RBAMS:2022:1523
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking exploitatievergunning voor avondzaak en verstrekking vergunning voor dagzaak in Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar exploitatievergunning voor een avondzaak en de verlening van een vergunning voor een dagzaak. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoekster de horecazaak mag exploiteren als avondzaak tot zes weken na de beslissing op de bezwaren.
De achtergrond van de zaak betreft de besluiten van verweerder van 15 februari 2022 en 1 maart 2022, waarin de exploitatievergunning voor de avondzaak werd ingetrokken en een vergunning voor de dagzaak werd verleend. Verzoekster, die de horecazaak sinds oktober 2018 exploiteert, betwistte de rechtmatigheid van deze besluiten en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van het feit dat er geen avondzaak mocht worden geëxploiteerd op de locatie. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerder, die het woon- en leefklimaat wilde beschermen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vennoten van verzoekster erop mochten vertrouwen dat de vergunning voor de avondzaak zou worden voortgezet, gezien de eerdere communicatie van verweerder en de omstandigheden rondom de COVID-pandemie. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.