ECLI:NL:RBAMS:2022:1525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
RK 21/015552
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen de toepassing van vervangende hechtenis na niet-naleving van taakstraf

Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een veroordeelde bezwaar maakte tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 20 uren opgelegd gekregen, maar had slechts 6 uren gewerkt en zich herhaaldelijk ziek gemeld. Het Openbaar Ministerie had op 28 oktober 2020 besloten om vervangende hechtenis van 14 dagen toe te passen, wat op 11 oktober 2021 aan de veroordeelde was betekend. De rechtbank behandelde het bezwaar op 10 januari 2022, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de veroordeelde zich niet serieus had gehouden aan de taakstraf, maar ook dat er omstandigheden waren die zijn gedrag konden verklaren, zoals gezondheidsproblemen. De reclassering had de zaak terug gemeld aan Justitie, maar de veroordeelde was daar niet van op de hoogte gesteld. De rechtbank besloot dat, gezien de verbeterde situatie van de veroordeelde en zijn bereidheid om de resterende taakstraf te verrichten, het bezwaar gegrond verklaard moest worden. De rechtbank heffende de beslissing tot vervangende hechtenis op, zodat de veroordeelde de resterende 14 uren van zijn taakstraf alsnog kon verrichten binnen een termijn van 3 maanden.

De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van kansen aan veroordeelden die zich in een moeilijke situatie bevinden, mits zij bereid zijn om hun straf alsnog uit te voeren. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de rehabilitatie van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-128655-19
raadkamernummer : 21-015552
datum : 10 januari 2022
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.T.E. Vis, [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Feiten

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 29 oktober 2019 veroordeelde een taakstraf van 20 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 10 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 28 oktober 2020 beslist dat de vervangende hechtenis
(14 dagen) wordt toegepast en hiervan aan veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 11 oktober 2021 aan de veroordeelde (niet in persoon) betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 12 oktober 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 10 januari 2022 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft veroordeelde, de raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt het restant van de taakstraf alsnog te verrichten.

Standpunt van de reclassering

De reclassering heeft in haar rapport aangegeven dat veroordeelde zich vanaf zijn eerste werkdag ziek heeft gemeld. In totaal over een tijdsspanne van een maand heeft hij zich vijf keer ziek gemeld. Veroordeelde neemt de werkstraf niet serieus. Dit blijkt uit de
toezeggingen van hem om te verschijnen en zich daarna op de afgesproken dagen toch ziek te melden. Hij heeft zich tot twee keer toe ziek gemeld per sms, hetgeen niet de bedoeling is, en was daarna niet bereikbaar. Na een voortgangsgesprek heeft veroordeelde een laatste kans gekregen van zowel de reclassering als het werkstrafproject. Hij is op de eerstvolgende werkdag op 20 augustus 2020 echter zonder bericht niet meer verschenen voor de werkstraf en was tevens niet bereikbaar voor de reclassering. Helaas hebben een officiële waarschuwing en voortgangsgesprek niet tot verbetering geleidt. Gezien het verloop van de werkstraf ziet de reclassering zich genoodzaakt de werkstraf als mislukt te retourneren aan Justitie.
Veroordeelde heeft 6 van de 20 uur gewerkt.

Standpunt van veroordeelde

Veroordeelde is in de zomer op gesprek geweest bij de reclassering en toen is er gesproken over een werkplek. Vervolgens brak corona uit. Na het voortgangsgesprek heeft hij niets meer van de reclassering gehoord. Hij heeft herhaaldelijk bij de reclassering geïnformeerd naar de taakstraf. Toen bleek dat zijn begeleider daar niet meer werkte en kreeg hij te horen dat hij was terug gemeld bij justitie.
Veroordeelde was destijds chronisch ziek en hij wist niet wat er met hem was. Uiteindelijk bleek dat hij een herpesvirus had als gevolg waarvan zijn mond vol blaasjes zat. Hij kon daardoor moeilijk praten. Daarom communiceerde hij per sms. Inmiddels heeft hij medicatie en gaat het beter met hem.
Veroordeelde wil graag nog een kans om zijn taakstraf te verrichten. Hij heeft werk en krijgt mogelijk een vast contract. Hij denkt dat hij op zijn werk niet meer welkom is als hij vertelt dat hij vervangende hechtenis moet uitzitten. Hij wil graag de resterende 14 uur werken. Hij kan daarvoor vrij nemen of in het weekend werken. Veroordeelde heeft nooit eerder een taakstraf uitgezeten.
De raadsman van veroordeelde heeft nog aangevoerd dat veroordeelde destijds zelf heeft gevraagd om de geldboete (strafbeschikking) om te zetten in een taakstraf. Hij is niet te beroerd om te werken. Hij werkt nu ook fulltime.
De uitvoering van die taakstraf is niet soepel verlopen, ook omdat het medisch gezien niet goed met hem ging. In 2021 is hij gediagnosticeerd en sindsdien gaat het veel beter met hem.
De reclassering heeft anderhalve maand na de start, de zaak op 27 augustus 2020 al terug gemeld, maar veroordeelde is daarvan niet in kennis gesteld. Veroordeelde hoorde dit pas nadat hij de terugmeldingsbrief kreeg.
De raadsman verzoekt om veroordeelde nog een tweede kans te bieden, omdat hij een persoon is die eerder in een dal zat en hij daar nu voorzichtig uitklimt. Daarbij is het niet wenselijk en mogelijk schadelijk om veroordeelde zijn vervangende hechtenis te laten uitzitten.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat veroordeelde niet erg voortvarend heeft opgetreden om zijn taakstraf te verrichten. De reclassering heeft hem veel kansen gegeven, maar veroordeelde heeft zich keer op keer ziek gemeld. Veroordeelde heeft daarover op zitting een verklaring gegeven, maar hij heeft geen doktersverklaring ter onderbouwing daarvan overgelegd. De officier van justitie heeft er niet veel vertrouwen in dat veroordeelde nu wel voldoende gemotiveerd is om zijn taakstraf te verrichten. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat het bezwaar ongegrond verklaard dient te worden.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland van 27 augustus 2020, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
Nu de veroordeelde de taakstraf niet volledig heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De rechtbank is overweegt dat, gelet op het aantal ziekmeldingen en het zonder bericht niet komen opdagen, het kennelijk niet de hoogste prioriteit bij veroordeelde heeft gehad om zijn taakstraf naar behoren te verrichten. Hoewel het niet soepel liep is redelijk kort na aanvang van de taakstraf terug gemeld. Ook heeft het tijdsverloop, mede vanwege de uitbraak van corona ervoor gezorgd dat het lang heeft geduurd voordat veroordeelde op de hoogte is gesteld van de omzetting en voordat de zaak hier op de zitting stond. Er is meer dan een jaar verstreken na de terugmelding. Nu veroordeelde zijn leven beter op de rit heeft en heeft verklaard dat hij gemotiveerd en bereid is om zijn taakstraf te verrichten, is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde alsnog het restant van de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem daarom deze allerlaatste kans moet worden geboden.
De rechtbank zal daarom het bezwaar van veroordeelde gegrond verklaren en de beslissing tot toepassing van zeven dagen vervangende hechtenis opheffen, zodat veroordeelde zijn bij voornoemd arrest restant van de opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
14 uren;
- bepaalt dat de taakstraf binnen
3 (drie) maandenna heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, politierechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.