ECLI:NL:RBAMS:2022:1533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
AMS 21/1828
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser had een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd gekregen na een incident op de weg waarbij hij als bestuurder van een Volkswagen Golf betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de waarnemingen van de agenten, die eiser staande hielden, juist waren en dat er geen objectieve gegevens waren die de juistheid van het mutatierapport in twijfel trokken. Eiser had aangevoerd dat de agenten de situatie niet volledig hadden gezien en dat de afstanden in het rapport niet klopten, maar de rechtbank vond deze argumenten onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser gevaarlijk rijgedrag had vertoond en dat de opgelegde EMG terecht was. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd. Bij besluit van 12 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is door twee agenten op [dag] november 2020 als bestuurder van een Volkswagen Golf staande gehouden op het [adres] . In het naar aanleiding daarvan opgemaakte mutatierapport staat dat eiser opviel omdat hij bij wegwerkzaamheden vlak voor een vrachtwagen invoegde. De agenten zagen dat de afstand tussen de vrachtwagen en eiser ongeveer 50 centimeter was. Hierop toeterde de bestuurder van de vrachtwagen naar eiser. De bestuurder van de vrachtwagen moest zo hard remmen dat de voorkant van het voertuig naar beneden zakte. De agenten zagen vervolgens dat eiser, zonder dat hiertoe noodzaak bestond, hard remde. Vervolgens zagen de agenten dat eiser nogmaals abrupt remde en zijn auto volledig tot stilstand kwam. Om een aanrijding te voorkomen moest de vrachtwagen hard remmen. Uiteindelijk kwam de vrachtwagen ongeveer tien centimeter achter eiser tot stilstand. Eiser verklaarde aan de agenten dat hij werd afgesneden door de vrachtwagen en dat hij afremde omdat hij schrok van het toeteren van de vrachtwagen.
2. Bij brief van 16 november 2020 heeft de politie Eenheid Amsterdam een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gedaan. Een dergelijke mededeling houdt in dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid, dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die vereist is voor het besturen van motorijtuigen. Dit vermoeden bestaat bij de politie Eenheid Amsterdam omdat eiser kennelijk niet bewust was van de door hem gecreëerde verkeersonveilige situatie omdat hij, in strijd met de waarnemingen van de agenten, aangaf dat hij werd afgesneden door de vrachtwagen en verklaarde twee keer te hebben geremd omdat de vrachtwagen toeterde.
3. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder eiser een EMG opgelegd. Dat betekent dat eiser een cursus over verantwoord rijgedrag moet volgen. De reden hiervoor is dat volgens verweerder uit het mutatierapport van
[dag] november 2020 blijkt dat eiser tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (de Regeling) behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag. Hiermee is voldaan aan artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a van de Regeling. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder niet uit mag gaan van de juistheid van het mutatierapport. Omdat het gaat om een bepaling die dwingendrechtelijk van aard is, ziet verweerder geen ruimte voor het maken van een nadere belangenafweging. Verweerder is dus gehouden een EMG op te leggen.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat de waarnemingen van de agenten onjuist zijn. In de eerste plaats hebben zij niet de hele situatie kunnen zien omdat zij pas opkeken op het moment dat de vrachtwagen toeterde. Ook kloppen volgens eiser de in het mutatierapport genoemde afstanden niet. Eiser is dit nagegaan op Google Maps. Gelet hierop bestaat volgens eiser twijfel aan het inschattingsvermogen van de agenten. Ook vindt eiser dat hij juist degene is die in gevaar is gebracht en niet de vrachtwagenchauffeur. De vrachtwagenchauffeur had volgens eiser beter op zijn snelheid moeten letten.
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen grond biedt voor het oordeel dat de in het mutatierapport opgenomen waarnemingen niet juist zijn. Eiser heeft geen objectieve gegevens aangedragen die twijfel zaaien over de juistheid van de waarnemingen in het mutatierapport – namelijk dat hij vlak voor de vrachtwagen invoegde en tot twee keer toe zonder reden hard afremde – en aanleiding geven de waarnemingen van de agenten in twijfel te trekken. Eisers enkele stelling dat de agenten pas opkeken nadat de vrachtwagen toeterde, is daarvoor onvoldoende. Dit is gebaseerd op een vermoeden van hem. Bovendien zijn in het mutatierapport de gedragingen van eiser voldoende nauwkeurig, uitgebreid en consistent beschreven en worden ze bevestigd door de verklaring van de vrachtwagenchauffeur. De door eiser tegenover die waarnemingen later gegeven eigen beschrijving van zijn rijgedragingen, maakt voorgaande niet anders. De rechtbank wijst in dit kader op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] waaruit volgt dat agenten als onafhankelijke ervaringsdeskundigen in het observeren en het registreren van gedragingen geen belang hebben om niet gedane of leugenachtige constateringen te vermelden in de door hun in het kader van hun dienstuitoefening opgemaakte stukken. Bovendien, al zouden de door eiser genoemde afstanden kloppen, dan doet dit niets af aan het feit dat eiser gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1270.