Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Baan Hofman Ongevallenanalyse)
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om een deelgeschil tussen een voetganger, aangeduid als verzoekster, en de gemeente Amsterdam, als verweerster, naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 28 januari 2020. Verzoekster liep over het trottoir aan de Looiersgracht en viel ten val bij het oversteken van de straat, waarbij zij letsel opliep, waaronder een schouderbreuk. De oorzaak van de val zou een opstaande trottoirband zijn, die volgens verzoekster een gebrekkige opstal vormt, waarvoor de gemeente aansprakelijk zou zijn.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift, de tussenbeschikking en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Verzoekster verzocht de rechtbank om te verklaren dat de gemeente gehouden is haar schade te vergoeden en om de kosten van het deelgeschil te begroten. De gemeente betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat de opstaande trottoirband de oorzaak van het ongeval was.
De rechtbank oordeelde dat de opstaande trottoirband geen gebrek in de weg oplevert waarvoor de gemeente aansprakelijk is. Het hoogteverschil van 34 mm tussen de trottoirband en het trottoir werd niet als zodanig groot beschouwd dat voetgangers daarmee geen rekening zouden moeten houden. De rechtbank wees het verzoek van verzoekster af, omdat er geen sprake was van een gebrekkige weg. De kosten van het deelgeschil werden begroot op € 5.907,60, maar de veroordeling tot betaling van deze kosten werd afgewezen, omdat de aansprakelijkheid van de gemeente niet was vastgesteld.