ECLI:NL:RBAMS:2022:1603
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- M.I. Heyning
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en overschrijding van de termijn in artikel 1:200 lid 6 BW
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2022 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap door de man, die zijn juridische vader, de heer [naam], wenst te ontkennen. De man heeft zijn verzoek ingediend op 21 september 2021, maar de rechtbank constateert dat dit verzoek niet binnen de termijn van drie jaar is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 1:200 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De man heeft echter aangevoerd dat hij pas recentelijk op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid om het vaderschap te ontkennen, en dat hij psychisch lijdt onder de discrepantie tussen zijn juridische en biologische afstamming. De rechtbank heeft de DNA-testresultaten in overweging genomen, waaruit blijkt dat de heer [belanghebbende 2] met een zekerheid van 99,9999999% de biologische vader van de man is. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding in dit geval niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, en dat het vasthouden aan de termijn een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van de man zou zijn. De rechtbank verklaart het verzoek van de man tot ontkenning van het vaderschap gegrond en draagt de griffier op om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.