ECLI:NL:RBAMS:2022:1686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
AMS 21 /1531
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur- en zorgtoeslag; beoordeling van het bestreden besluit en toetsingsinkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de Belastingdienst Toeslagen. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 4 maart 2021, waarin de Belastingdienst het bezwaar van eiser tegen de definitieve vaststelling van zijn huur- en zorgtoeslag voor het jaar 2019 kennelijk ongegrond had verklaard. Eiser ontving voor dat jaar geen huurtoeslag en een zorgtoeslag van € 479,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat het toetsingsinkomen van eiser door de inspecteur van de Belastingdienst was vastgesteld op € 26.192,-. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen deze berekening.

De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had geconcludeerd dat eiser op basis van het vastgestelde toetsingsinkomen geen recht had op huurtoeslag en dat de zorgtoeslag correct was vastgesteld. Eiser had een klacht ingediend over het griffierecht, maar deze klacht werd niet inhoudelijk behandeld in deze procedure. De rechtbank heeft de motivering van het bestreden besluit als voldoende beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard. Na de zitting heeft de Belastingdienst aangegeven dat er nieuwe inkomensgegevens waren ontvangen, maar deze zouden geen effect hebben op de hoogte van de huurtoeslag, wel op de zorgtoeslag, die mogelijk zou stijgen naar € 846,-. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, en griffier mr. N. Bissumbhar. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1531

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder

( [belasting inspecteurs] ).

Procesverloop

Met een besluit van 31 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de huur- en zorgtoeslag van eiser voor het jaar 2019 definitief vastgesteld op respectievelijk € 0,- en
€ 479,-
Met een besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022. Eiser was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser een klacht heeft ingediend over het griffierecht. Deze klacht komt niet in de inhoudelijke procedure aan bod en is naar de rechtbank begrijpt inmiddels afgehandeld.
3. Ter beoordeling ligt het bestreden besluit van 4 maart 2021. De huur- en zorgtoeslag voor het belastingjaar 2019 is voor eiser definitief vastgesteld aan de hand van de toen bekende inkomensgegevens van eiser bij de inspecteur van de Belastingdienst. Het toetsingsinkomen van eiser is door de inspecteur vastgesteld op € 26.192,-. Eiser heeft tegen de berekening van zijn toetsingsinkomen geen gronden gericht.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser op basis van het vastgestelde toetsingsinkomen geen recht heeft op huurtoeslag en recht heeft op € 479,- aan zorgtoeslag. Eisers grond dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit afdoende heeft gemotiveerd dat verweerder is voor de definitieve vaststelling is uitgegaan van de ten tijde van het bestreden besluit geldende en bekende gegevens van de inspecteur.
Het voorgaande betekent dat verweerder terecht van een toetsingsinkomen van
€ 26.192,- is uitgegaan, het bestreden besluit is op goede gronden is genomen.
5. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat er na het bestreden besluit, namelijk op 2 juli 2021, een herziene inkomensvaststelling is ontvangen van de inspecteur. Naar aanleiding van deze nieuwe inkomensgegevens zal verweerder een nieuw primair besluit nemen. Deze inkomensgegevens zullen geen effect hebben op de hoogte van de huurtoeslag van eiser, maar wel op de hoogte van de zorgtoeslag van eiser, die , naar verweerder heeft berekend, op € 846,- zal uitkomen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Bissumbhar, griffier, op 23 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.