ECLI:NL:RBAMS:2022:1694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6989
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-uitkering wegens gebrek aan bewijs van verblijf of werk in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Marokko, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een aanvraag voor een AOW-uitkering. Eiser had op 11 november 2019 een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen, maar deze werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb voerde een onderzoek uit en vroeg informatie op bij verschillende instanties, waaronder de gemeente Leiden en pensioenfondsen, maar vond geen bewijs dat eiser in Nederland was geregistreerd of pensioenpremies had afgedragen.

Eiser stelde dat hij tussen 1977 en 1980 in Nederland had gewerkt en kinderbijslag had ontvangen, maar kon dit niet onderbouwen met documenten. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de relevante artikelen van de AOW, die vereisen dat iemand verzekerd is voor de AOW door in Nederland te wonen of te werken. Aangezien eiser geen bewijs kon overleggen en de Svb voldoende onderzoek had gedaan, werd het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6989

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] in Marokko, eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F.L.B. Metz).
Partijen worden hierna [eiser] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 11 november 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag van [eiser] om een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
Met een besluit van 16 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft partijen op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van vier weken aan te geven of zij op een zitting willen worden gehoord. De rechtbank heeft van partijen geen reactie ontvangen waarin zij hebben aangegeven op zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft daarom bepaald dat er geen zitting zal plaatsvinden en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. [eiser] heeft een aanvraag om een AOW-pensioen ingediend. Met brieven van
23 juli 2019 heeft de Svb om informatie gevraagd aan de gemeente Leiden, Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP) en Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. De gemeente Leiden heeft op 5 augustus 2019 te kennen gegeven dat zij [eiser] niet heeft kunnen vinden in het bevolkingsregister. De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf heeft op 31 juli 2019 te kennen gegeven dat [eiser] geen premie heeft afgedragen. Pensioenfonds VLEP heeft op 20 december 2019 laten weten dat er ten behoeve van [eiser] geen pensioenaanspraken bij haar zijn geadministreerd.
2.1
Met het primaire besluit is de aanvraag om een AOW-pensioen afgewezen, omdat niet duidelijk was of [eiser] in Nederland heeft gewoond of gewerkt. [eiser] heeft dus geen AOW-pensioen opgebouwd.
2.2
Met het bestreden besluit is het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. De Svb heeft in het bestreden besluit het volgende overwogen. Bij geen van de door Svb geraadpleegde instanties is [eiser] aangetroffen in hun administratie. De Svb heeft met een brief van 3 augustus 2020 ook om informatie gevraagd bij het bedrijf [naam] maar [eiser] is ook daar niet bekend. De Svb raadpleegde ook het schakelregister, een register waarin gedurende een bepaalde periode gegevens werden bijgehouden van mensen die naar Nederland kwamen en die uit Nederland vertrokken. [eiser] komt ook daarin niet voor. [eiser] is ook in het archief met kinderbijslaggegevens niet aangetroffen. Uit onderzoek door de Svb is dus niet gebleken dat [eiser] in Nederland heeft gewoond of gewerkt. [eiser] heeft zelf geen bewijs kunnen overleggen waaruit volgt dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
Standpunt [eiser]
3. [eiser] voert aan dat hij wel recht heeft op een AOW-pensioen. [eiser] heeft in de jaren 1977 tot en met 1980 voor verschillende werkgevers in Nederland gewerkt, waaronder [naam] in Sassenheim. [eiser] heeft van 1978 tot en met 1980 ook kinderbijslag ontvangen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank moet beoordelen of de Svb de aanvraag van [eiser] om een AOW-pensioen terecht heeft afgewezen.
5. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de AOW heeft iemand recht op een AOW-pensioen als hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en gedurende minstens één jaar verzekerd is geweest voor de AOW.
6. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AOW, is iemand verzekerd voor de AOW als hij ingezetene is van Nederland of in Nederland werkt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb terecht de aanvraag van [eiser] afgewezen. [eiser] heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt. [eiser] heeft slechts gesteld dat hij in Nederland heeft gewerkt, maar dit niet onderbouwd met stukken. Bovendien heeft de Svb voldoende en zorgvuldig onderzoek verricht naar de mogelijke perioden van wonen en/of werken in Nederland door bij verschillende instanties informatie op te vragen. Uit het onderzoek volgt dat er geen informatie over [eiser] bekend is bij die instanties. De Svb heeft dus terecht geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld dat [eiser] in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Dit betekent dat [eiser] niet verzekerd is geweest en geen recht heeft op een AOW-pensioen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt dus geen gelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.