In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, woonachtig in Marokko, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiseres had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van 10 september 2018, waarin haar een AOW-pensioen was toegekend. Dit verzoek werd afgewezen door de Svb, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigden. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had besloten om het verzoek af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd die niet al bekend waren ten tijde van de eerdere beslissing. Eiseres had weliswaar aangevoerd dat haar overleden echtgenoot lange tijd in Nederland had gewerkt, maar dit was niet voldoende onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.