In deze zaak vorderde de eiser, eigenaar van een pand, dat de buren toestemming moesten geven voor het plaatsen van een steiger in hun tuinen ten behoeve van grootschalige verbouwingswerkzaamheden aan zijn pand. De eiser had eerder toestemming gevraagd, maar de buren hadden deze geweigerd vanwege de lange duur van de werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2022 werd het verweer van de buren gehoord, die bezwaar maakten tegen de lange duur van de steigerplaatsing, maar niet tegen de plaatsing zelf. De voorzieningenrechter heeft op 20 januari 2022 geoordeeld dat de buren de steiger moeten gedogen, omdat dit noodzakelijk is voor de verbouwing. De rechter heeft daarbij artikel 5:56 van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, dat bepaalt dat een eigenaar verplicht kan zijn tijdelijk gebruik te dulden van zijn onroerende zaak voor werkzaamheden aan een andere onroerende zaak, tenzij er gewichtige redenen zijn om dit te weigeren. De rechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, met inachtneming van de noodzaak en de duur van de steigerplaatsing, en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de buren niet aan de veroordeling voldoen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen.