ECLI:NL:RBAMS:2022:1767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AMS 20/2756
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening dagbesteding en gebrekkig advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening dagbesteding door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser, een 39-jarige man met een rolstoelgebonden handicap als gevolg van een schietincident en een auto-ongeval, had op 12 november 2019 een aanvraag ingediend voor vijf dagen per week dagbesteding in de vorm van een persoonsgebonden budget (Pgb). De aanvraag werd afgewezen op basis van een negatief advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB), dat concludeerde dat eiser met eigen kracht en voorliggende voorzieningen in zijn ondersteuningsbehoefte kon voorzien. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 31 maart 2020.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder niet had voldaan aan een eerdere opdracht van de rechtbank om de actuele situatie van eiser beter in beeld te brengen en het gebrekkige advies te repareren. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij opnieuw advies moet worden gevraagd aan het IAB. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1897,50.

De rechtbank benadrukte dat verweerder alle beschikbare middelen moet aanwenden om tot een werkbare relatie met eiser te komen, voordat tot stopzetting van de dienstverlening kan worden overgegaan. Eiser werd aangespoord om ook zelf een constructieve houding aan te nemen in de communicatie met de betrokken ambtenaren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/2756

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. A. Sahin),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om maatwerkvoorziening dagbesteding van 12 november 2019 afgewezen. Bij besluit van
31 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar van 7 januari 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 12 mei 2020 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een Skype-verbinding op 6 april 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden zodat verweerder de actuele situatie van eiser beter in beeld kon brengen en opnieuw kon kijken naar een structurele oplossing voor eiser.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft digitaal deelgenomen aan de zitting. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is een 39-jarige man, die een [aandoeningen] als gevolg van een schietincident. Daarnaast heeft hij als gevolg van een autoaanrijding veel last heeft van zijn rechtervoet. Eiser maakt momenteel gebruik van een rolstoel.
2. Eiser heeft een aanvraag gedaan voor vijf dagen per week dagbesteding in Pgb [1] vorm. Eiser ervaart sinds zijn handicap doelloos thuiszitten en wil graag een zinvolle invulling geven aan zijn dag en meedoen in de maatschappij.
3. Naar aanleiding van de aanvraag heeft verweerder een advies aangevraagd bij het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB). In het advies van 19 december 2019 concludeert de onderzoeker dat er een negatief advies is in relatie tot de maatwerkvoorziening dagbesteding. Het advies is gebaseerd op dossieronderzoek. De onderzoeker acht een maatwerkvoorziening in de vorm van Pgb niet noodzakelijk, omdat er tijdens het onderzoek is gebleken dat eiser met behulp van eigen kracht en voorliggende voorzieningen in zijn ondersteuningsbehoefte kan voorzien. In het advies staat op de laatste pagina onder meer dat er bij de onderzoeker sprake is van geringe of onvoldoende mate van inzicht in de psychosociale situatie van eiser.
4. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen. Onder verwijzing naar het IAB-advies van 19 december 2019 is verweerder van mening dat eiser op eigen kracht en met behulp van voorliggende voorzieningen in zijn ondersteuningsbehoefte kan voorzien, mede omdat eiser al ambulante ondersteuning krijgt voor deze doelen.
Schorsing in beroep
5. De zitting van 6 april 2021 ging over de dagbesteding en een rolstoelgeschikte woning voor eiser. In een schorsingsbeslissing van 19 mei 2021 zijn afspraken tussen partijen vastgelegd. In overweging 2.2 van deze schorsingsbeslissing staat:
[…] “Inhoudelijk moet worden gekeken naar een structurele oplossing op het gebied van ambulante ondersteuning, een rolstoelgeschikte woning, een douchebrancard en de dagbesteding. Partijen hebben afgesproken dat naar alles in één keer wordt gekeken. Verweerder gaat eerst de actuele situatie goed in kaart brengen en contact opnemen met de klantmanager en de casemanager. Gelet op het lange tijdverloop is verweerder ook bereid om opnieuw te kijken naar de adviezen. De rechtbank merkt nog op dat met betrekking tot de dagbesteding er moet worden gekeken naar een oplossing waarbij, anders dan in het laatste IAB advies, rekening wordt gehouden met de psychosociale problemen van eiser. In het advies staat immers dat eiser buurthuizen kan bezoeken en sportscholen, maar dit lijkt niet in lijn met de psychosociale problemen van eiser. Dat de verwachting is dat deze problematiek zodanig snel zal verbeteren door ambulante ondersteuning dat eiser nu al niet meer is aangewezen op dagbesteding wordt ook niet onderbouwd. En lijkt ook niet overeen te komen met de realiteit van de situatie van eiser. Verder wordt ook niet uitgelegd waarom deze voorzieningen (voor nu in ieder geval) niet naast elkaar kunnen bestaan, […] Voorts zal er een mediation gesprek worden opgezet door verweerder.”
Onderhavig geschil
6. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de rolstoelgeschikte woning geen geschil meer bestaat. Het gaat in deze procedure dus nog enkel om de dagbesteding van eiser. Uit het IAB advies volgt dat bij de onderzoeker geringe of onvoldoende mate van inzicht was in de psychosociale situatie van eiser. Het advies is in dit opzicht dan ook gebrekkig. Met verweerder is tijdens de eerdere zitting van 6 april 2021 afgesproken dat dit aspect zou worden betrokken bij de vraag of eiser in aanmerking komt voor dagbesteding.
Beoordeling door de rechtbank
7. Na de schorsingsbeslissing van 19 mei 2021 heeft de gemachtigde van verweerder overleg gehad met de uitvoerende afdeling. Het resultaat van dit overleg was dat verweerder zijn standpunt heeft gehandhaafd. Onduidelijk is op basis van welke redenen en gronden verweerder tot dit resultaat is gekomen. Verweerder heeft hiermee niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Daarmee heeft verweerder het gebrekkige advies niet gerepareerd. Onder verwijzing naar eisers opstelling tot nu toe stelt verweerder zich op het standpunt dat een nieuw onderzoek geen zin heeft, omdat eiser daar toch niet aan mee zou werken. Wat daar ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser had moeten uitnodigen voor een nieuw onderzoek.
8. Het betreden besluit is in strijd genomen met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. Concreet betekent dit dat verweerder opnieuw advies dient te vragen aan het IAB. De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit een termijn van zes weken.
9. Verder overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier, en ook ter zitting door verweerders gemachtigde toegelicht, blijkt verweerder vanwege eisers opstelling voornemens te zijn alle dienstverlening aan hem te stoppen. Dit zal voor eiser heel erg verstrekkende gevolgen hebben, en kan niet lichtvaardig worden besloten. Voordat verweerder hiertoe komt, zal verweerder echt alle, binnen redelijke grenzen, beschikbare middelen moeten hebben beproefd om tot een werkbare relatie met eiser te komen. Daarvan is op dit moment geen sprake. Verweerder heeft geen contact opgenomen met eiser om een keer om tafel te zitten met het doel te zoeken naar een structurele oplossing. Indien verweerder alle dienstverlening aan eiser besluit te stoppen, dan moet het voor eiser duidelijk zijn dat het echt een laatste kans betreft voordat de deur op slot gaat.
10. Ook voor eiser geldt dat hij zich op een fatsoenlijke en nette manier heeft te gedragen naar de ambtenaren die betrokken zijn bij zijn aanvragen. Gelet op de duurrelatie is het ook in eisers eigen belang dat ook hij een werkbare verstandhouding nastreeft.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting anders dan na een tussenuitspraak met een waarde per punt van € 759,-- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €48,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. Nannan Panday, griffier, op 10 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Persoonsgebonden budget.