ECLI:NL:RBAMS:2022:1789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
13-203855-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op voetgangersoversteekplaats met zwaar lichamelijk letsel

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 14 oktober 2020. Het ongeval vond plaats op de voetgangersoversteekplaats van de [straatnaam 1] in Amsterdam, waar de verdachte, als bestuurder van een motorfiets, een voetganger, [naam slachtoffer], aanreed. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit heeft geleid tot het ongeval, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder breuken van het onderbeen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de overtreding, de omstandigheden waaronder deze is begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft een goed contact met het slachtoffer onderhouden sinds het ongeval. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen geachte feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-203855-21
Datum uitspraak: 5 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L. Nix, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat door zijn schuld op 14 oktober 2020 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de [straatnaam 1] te Amsterdam, ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig letsel heeft opgelopen dat daardoor tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan.
Subsidiair is het verwijt dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Wat is er gebeurd
Op 14 oktober 2020 heeft op het kruispunt van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] in Amsterdam een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een motorfiets en een voetganger waren betrokken. Verdachte was de bestuurder van de motorfiets. Hij reed op de rijbaan van de [straatnaam 1] . Hij kwam uit de richting van de [straatnaam 3] en reed in de richting van de [straatnaam 4] . Het slachtoffer, [naam slachtoffer] , was de voetganger. Hij liep op de voetgangersoversteekplaats van de [straatnaam 1] . Hij wilde de rijbaan, gezien vanuit de rijrichting van de verdachte, van links naar rechts oversteken. Verdachte heeft de voetganger geen voorrang verleend bij het oversteken op de voetgangersoversteekplaats. Hij reed met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur op de rijbaan van de [straatnaam 1] . Op het moment dat hij de voetganger zag oversteken, was een aanrijding niet meer te voorkomen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman en de verdachte vinden ook dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 14 oktober 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorfiets, daarmee rijdende op de [straatnaam 1] , zich zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken van het onderbeen, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden op de [straatnaam 1] , komende uit de richting van de [straatnaam 3] en gaande in de richting van de [straatnaam 4] ,
- terwijl verdachte ter plaatse bekend was en
- terwijl verdachte reed met een snelheid die hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
verdachte is een op de [straatnaam 1] gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd, welke werd gemarkeerd door een in zijn richting gekeerd verkeersbord (L2 van bijlage 1 van het RVV1990, met fluorescerende omkadering/rand),
verdachte heeft in onvoldoende mate gelet op het voor hem gelegen weggedeelte van de [straatnaam 1] ,
verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur, terwijl daar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldend is,
verdachte heeft de snelheid van de door hem bestuurde motorfiets niet aangepast aan de omstandigheden en niet zodanig geregeld dat hij in staat was om voornoemd motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was,
verdachte heeft voetganger [naam slachtoffer] , die zich op die voetgangersoversteekplaats bevond om de [straatnaam 1] , gezien verdachtes rijrichting, van links naar rechts gaande over te steken, geen voorrang verleend,
verdachte is vervolgens tegen [naam slachtoffer] aangereden, ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3.5.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank vindt dat het letsel dat [naam slachtoffer] bij het verkeersongeval heeft opgelopen kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. [naam slachtoffer] is met een gebroken scheenbeen en kuitbeen naar het Amsterdam UMC, locatie VUmc, vervoerd. Na de operatie heeft hij eerst twee weken in het ziekenhuis gelegen. Daarna is hij overgebracht naar een revalidatiecentrum. Hier heeft hij, met tussendoor nog een korte ziekenhuisopname ten gevolge van een ontsteking, tot 14 januari 2021 verbleven om te werken aan herstel.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het primair bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen geachte feit dient te worden veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman en de verdachte hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige verkeersovertreding, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Hierdoor heeft het slachtoffer [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Als verdachte zijn snelheid had aangepast aan de situatie ter plaatse en beter had opgelet dan had het ongeval waarschijnlijk niet plaatsgevonden
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel, wordt volgens deze oriëntatiepunten als uitgangspunt gehanteerd een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad en de omstandigheid dat verdachte en het slachtoffer sinds het ongeval een goed en vriendschappelijk contact met elkaar hebben. Verdachte heeft niet alleen laten blijken dat hij enorm is geschrokken van het verkeersongeval, maar hij heeft ook op oprechte wijze zijn spijt betuigd voor zijn gedrag in het verkeer en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer.
Dit alles overwegende vindt de rechtbank de vordering van de officier van justitie passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2022.
[bijlage]