Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 8 september 2020 betrokken was bij een verkeersongeval op de A10 te Amsterdam. De verdachte, die als bestuurder van een vrachtauto reed, heeft tijdens het rijden onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer, wat resulteerde in een aanrijding met een stilstaande personenauto op de vluchtstrook. De rechtbank heeft vastgesteld dat de personenauto, bestuurd door [naam slachtoffer], vermoedelijk met pech stilstond en dat de verdachte, door een moment van onoplettendheid, met zijn vrachtwagen tegen de auto is aangereden. De aanrijding leidde tot ernstig letsel voor het slachtoffer, dat uiteindelijk op 8 augustus 2021 is overleden.
De rechtbank heeft de tenlastelegging van schuld aan het verkeersongeval op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) beoordeeld. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte een ernstige verkeersfout had gemaakt, er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg, wel bewezen.
De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden op. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.