ECLI:NL:RBAMS:2022:1804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
13/030491-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.C.L.M. Ficq
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen oplegging gedragsaanwijzing afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep ex artikel 509hh lid 5 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen de oplegging van een gedragsaanwijzing aan de verdachte. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1975, had op 24 februari 2022 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie van 5 februari 2022, die hem een gedragsaanwijzing had opgelegd naar aanleiding van de verdenking van mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord, maar de verdachte is niet verschenen. Zijn raadsman heeft zich teruggetrokken als vertegenwoordiger van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragsaanwijzing is opgelegd in overeenstemming met de wettelijke voorwaarden en dat er sprake is van een groot herhalingsgevaar. De officier van justitie heeft aangegeven dat de gedragsaanwijzing proportioneel is, mede gezien de wens van de aangever. De rechtbank heeft de stukken, waaronder het proces-verbaal van aangifte en bevindingen, bestudeerd en geconcludeerd dat aan de wettelijke vereisten voor de gedragsaanwijzing is voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde maatregel proportioneel is, gezien de ernst van de beschuldigingen en de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de verdachte afgewezen en de gedragsaanwijzing gehandhaafd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft tevens specifieke voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder het verbod om zich in de nabijheid van de woning van de aangever te bevinden en contact met de aangever te hebben.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/030491-22
RK: 22/988
Beschikking op het beroep ex artikel 509hh lid 5 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[naam verdachte] ,

geboren op [geboortedag 1] 1975 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
woonplaats kiezend op het adres van zijn raadsman, mr. J.W.P. Beijen, Plantage Middenlaan 10, (1018 DD) Amsterdam,
verdachte.

De procesgang

Het beroepschrift is op 24 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 17 maart 2022 de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.
Verdachte is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. De raadsman van veroordeelde heeft per emailbericht van 16 maart 2022 aan de rechtbank laten weten zich terug te trekken als raadsman van verdachte.

De inhoud van het beroepschrift

Het beroepschrift richt zich tegen de beslissing van officier van justitie van 5 februari 2022 tot het opleggen van een gedragsaanwijzing.
Het beroepschrift houdt kort gezegd het volgende in.
Verdachte is van oordeel dat bij een juiste afweging van enerzijds het strafvorderlijk
belang en anderzijds zijn persoonlijk belang, er onvoldoende redenen bestaan deze
zware maatregel nog langer voort te laten duren. Verdachte is van mening dat aan
hem ten onrechte de gedragsaanwijzing door de officier van justitie is opgelegd en
deze maatregel derhalve disproportioneel is. Verdachte verzoekt het beroep gegrond te verklaren en de hem opgelegde gedragsaanwijzing met onmiddellijk ingang op te heffen.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in raadkamer meegedeeld dat het beroep moet worden afgewezen omdat de opgelegde gedragsaanwijzing voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke voorwaarden en proportioneel is. De officier van justitie acht het herhalingsgevaar groot. Bij de oplegging van de gedragsaanwijzing is nadrukkelijk rekening gehouden met de wens van de aangever.

De beoordeling

Op 5 februari 2022 heeft de officier van justitie verdachte op grond van artikel 509hh Sv een zogenoemde gedragsaanwijzing gegeven. Deze aanwijzing houdt het volgende in.
  • Verdachte zal zich niet ophouden in/op de woning gelegen aan [adres] ;
  • Verdachte dient zich niet op te houden binnen een straal van 200 meter van de woning gelegen aan [adres] ;
  • Verdachte dient zich te onthouden van (direct en indirect) contact met de volgende persoon: [naam] geboren op [geboortedag 2] 1970.
Uit de gedragsaanwijzing volgt dat deze is gegeven naar aanleiding van de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – mishandeling begaan tegen zijn levensgezel (artikel 300 jo. 304 Sr).
De gedragsaanwijzing is ingegaan op 5 februari 2022 en blijft van kracht voor een periode van 90 dagen, tenzij binnen de gestelde termijn een onherroepelijke afdoening heeft plaatsgevonden van de uit de onderhavige verdenking voortkomende strafzaak
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of is voldaan aan de wettelijke voorwaarden een aanwijzing betreffende het gedrag te geven, en zo ja, of de gedragsaanwijzing in dit concrete geval proportioneel is.
De wettelijke voorwaarden houden in dat jegens verdachte ernstige bezwaren moeten bestaan ter zake van een strafbaar feit waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens een persoon of personen, dan wel in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor goederen oplevert (artikel 509hh Sv).
De rechtbank is uit de stukken, in het bijzonder het proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2022 (pagina 3-5) en het proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2022 (pagina 13) gebleken dat op dit moment aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
Verdachte wordt ervan verdacht zijn partner te hebben mishandeld. Dit zou hebben plaatsgevonden in de woning waar zij samen woonden. Uit het dossier blijkt dat het niet een op zichzelf staand incident zou betreffen, hetgeen zorgelijk is. Daarbij heeft de aangever zelf de wens te kennen gegeven dat de gedragsmaatregel aan verdachte zou worden opgelegd. Verdachte heeft zijn beroepschrift niet gemotiveerd en is eveneens niet in raadkamer verschenen om het beroep nader toe te lichten. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de opgelegde gedragsmaatregel dan ook proportioneel.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De beslissing
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank wijst het beroep af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.C.L.M. Ficq, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.