ECLI:NL:RBAMS:2022:1805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
13/701482-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.C.L.M. Ficq
  • M. van Randeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting van taakstraf in vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen door de politierechter op 10 januari 2020, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 30 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie besloot op 29 november 2021 om de vervangende hechtenis toe te passen, maar de kennisgeving hiervan was niet persoonlijk aan de veroordeelde betekend. Het bezwaarschrift werd op 10 december 2021 ingediend.

Tijdens de zitting op 17 maart 2022 heeft de politierechter de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw voerde aan dat de veroordeelde in afwachting was van een knieoperatie en dat de reclassering had aangedrongen om de taakstraf te starten, wat de veroordeelde niet wilde. Er was inmiddels contact met instanties voor ondersteuning en de veroordeelde had aangegeven mee te willen werken aan een screening. De officier van justitie steunde het verzoek van de veroordeelde om hem nog een kans te geven de taakstraf te verrichten.

De politierechter oordeelde dat het niet geheel aan de veroordeelde te wijten was dat hij niet met de taakstraf was begonnen en dat het aannemelijk was dat hij alsnog de taakstraf zou verrichten. Daarom werd het bezwaarschrift gegrond verklaard, en kreeg de veroordeelde de kans om de taakstraf binnen vier maanden te voltooien. De beslissing werd genomen door mr. P.C.L.M. Ficq, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Randeraat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/701482-18
RK: 21/6587
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering van:

[veroordeelde]

geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw mr. C.H. Pentinga, [adres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 10 januari 2020 de veroordeelde een taakstraf van 60 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 30 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 29 november 2021 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 3 december 2021 niet in persoon aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 10 december 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, van 22 december 2020, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 17 maart 2022 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft kort samengevat het volgende aangevoerd.
Veroordeelde was ten tijde van de start van de taakstraf in afwachting van een operatie aan zijn knie. De reclassering heeft er op aangedrongen dat hij toch voor de operatie met de taakstraf zou starten. Veroordeelde was het hier niet mee eens waarop de taakstraf retour is gezonden.
Inmiddels is er een contact tussen de regisseur van top600 alsmede Wet Participatie en Inkomen. Veroordeelde heeft een postadres en een daklozenuitkering. Tevens heeft hij aangegeven mee te willen werken aan een GGD screening in het kader van de top600 aanpak. Vanuit top600 is verzocht veroordeelde een taakstraf te laten uitvoeren in plaats van detentie te ondergaan. Een detentieperiode zou het ingezette traject mogelijk verstoren. Veroordeelde verzoekt om hem alsnog in de gelegenheid te stellen de taakstraf te verrichten.
De officier van justitie heeft in raadkamer gevorderd het bezwaarschrift gegrond te verklaren en veroordeelde nog een laatste kans te geven de taakstraf te verrichten.
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat het niet geheel en al aan de veroordeelde is te wijten dat hij niet met de taakstraf is begonnen en dat aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn. De politierechter is dan ook van oordeel dat hem deze allerlaatste kans moet worden geboden.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf alsnog kan verrichten.

BESLISSING

De politierechter
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op 60 (zestig) uren;
  • bepaalt dat de taakstraf binnen 4 (vier) maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.C.L.M. Ficq politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2022.