ECLI:NL:RBAMS:2022:1858

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3795
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W. J. Harten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring bezwaar AOW-uitkering door Svb

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, woonachtig in Distrikt Para Paramaribo, Suriname, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiser ontving een AOW-uitkering naar de norm voor alleenstaanden, maar de Svb heeft zijn pensioen herzien naar de norm voor gehuwden en een bedrag van € 13.042,66 aan teveel ontvangen pensioen teruggevorderd over de periode van februari 2017 tot en met november 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet binnen de gestelde termijn van zes weken was ingediend. Eiser heeft echter aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de post naar en vanuit Suriname langer duurt en hij geen beschikking had over telefoon of internet.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser in overweging genomen en vastgesteld dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat eiser niet tijdig had gereageerd op de vragen van de Svb. De rechtbank concludeert dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, gezien de omstandigheden rondom de postbezorging in Suriname. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Svb opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens is de Svb verplicht om het door eiser betaalde griffierecht van € 49 te vergoeden. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Distrikt Para Paramaribo in Suriname, eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F.L.B. Metz).
Partijen worden hierna [eiser] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 2 december 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) het pensioen van [eiser] herzien naar de norm voor gehuwden en over de periode februari 2017 tot en met november 2020 een bedrag aan teveel ontvangen pensioen van € 13.042,66 teruggevorderd.
Met een besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van vier weken aan te geven of zij op een zitting willen worden gehoord. De rechtbank heeft van partijen geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft daarom bepaald dat er geen zitting zal plaatsvinden en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. [eiser] ontvangt een AOW-uitkering naar de norm voor alleenstaanden. Met het primaire besluit heeft de Svb het pensioen van [eiser] herzien naar de norm voor gehuwden en over de periode februari 2017 tot en met november 2020 een bedrag aan teveel ontvangen pensioen teruggevorderd. Volgens de Svb leeft [eiser] sinds januari 2017 namelijk niet langer duurzaam gescheiden met zijn echtgenote.
2. Met het bestreden besluit is het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser] het bezwaar niet binnen zes weken na verzending van het primaire besluit heeft ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.

Standpunt [eiser]

3. [eiser] licht toe dat hij te laat bezwaar heeft gemaakt omdat de post naar en vanuit Suriname langer duurt. Het bezwaarschrift dat [eiser] heeft verstuurd is volgens [eiser] weer retour gestuurd. [eiser] heeft daarom contact opgenomen met de Nederlandse Ambassade en hebben zij het bezwaarschrift per mail naar de Svb gestuurd. [eiser] heeft zelf geen beschikking over een telefoon of internet.
Het oordeel van de rechtbank
4. Voordat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan beoordelen, moet de rechtbank beoordelen of de Svb het bezwaar van [eiser] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint nadat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] De niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (verschoonbare termijnoverschrijding). [4]
6. [eiser] heeft op 21 december 2020 naar de Svb gebeld en aangegeven dat hij het primaire besluit nog niet heeft ontvangen. [eiser] stelt dat hij het primaire besluit op 7 januari 2021 heeft ontvangen. Op de envelop waarmee [eiser] het bezwaarschrift heeft verstuurd staat een stempel van 12 januari 2021. Uiteindelijk heeft de Nederlandse Ambassade in Paramaribo het bezwaarschrift op 10 maart 2021 per mail naar de Svb verstuurd.
7. De rechtbank stelt vast dat de Svb ten onrechte heeft aangenomen dat [eiser] niet heeft gereageerd op de brief van 19 maart 2021 met de vraag waarom hij het bezwaarschrift niet binnen zes weken heeft ingediend. [eiser] heeft namelijk op 24 maart 2021 met de Svb telefonisch contact opgenomen over zijn bezwaarschrift. De enveloppen die [eiser] bij het bezwaarschrift heeft overgelegd en de telefonische toelichting op 24 maart 2021 geven een antwoord op de vraag waarom [eiser] niet binnen zes weken bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank was er gelet op de geschetste omstandigheden met de postbestelling en -verzending in Suriname sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb het bezwaar daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De Svb zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op binnen acht weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 49 aan [eiser] te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W. J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.