ECLI:NL:RBAMS:2022:1903

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
AMS - 20 _ 1343, 20/1354 en 20/1565
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot onttrekking van een vrijliggend fietspad aan het openbaar verkeer in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de onttrekking van een vrijliggend fietspad aan het openbaar verkeer. De gemeenteraad van Amsterdam had op 26 augustus 2019 besloten om een deel van het fietspad langs de [locatie 1] aan het openbaar verkeer te onttrekken, wat leidde tot bezwaar van verschillende eisers. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het besluit van de gemeenteraad past binnen de beleidsruimte die zij heeft. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de eisers niet onevenredig geschaad worden door de onttrekking van het fietspad, en dat de verkeersveiligheid gewaarborgd kan worden door de voorgestelde maatregelen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eisers besproken en geconcludeerd dat de gemeenteraad in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk kregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/1343, AMS 20/1354 en 20/1565

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , (hierna: [eiser 1] en [eiser 2] )

[eiser 3] en [eiser 4], (hierna: [eiser 3] en [eiser 4] )
en
[eiser 5](hierna: [eiser 5] )
samen ook: eisers
en

de gemeenteraad van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Nooij).

Procesverloop

Met het besluit van 26 augustus 2019 (het verkeersbesluit) heeft de gemeenteraad besloten een deel van het fietspad langs de [locatie 1] te Amsterdam aan het openbaar verkeer te onttrekken. Dit betreft het deel gelegen tussen de [locatie 2] en de botonde met [locatie 3] . Tegen dit besluit hebben – onder anderen – eisers bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 22 januari 2020, gepubliceerd 24 januari 2020, (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om bij wijze van voorlopige voorziening het besluit te schorsen totdat op hun beroepen is beslist. [1] Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met de uitspraak van 2 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2022 op zitting behandeld. [eiser 1] en [eiser 3] zijn verschenen. Namens [eiser 5] is verschenen [de persoon 1] , bijgestaan door [de persoon 2] , voorzitter van het bewonersoverleg [plaats 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [de persoon 3] , projectmanager van [plaats 1] .

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Aan het besluit tot onttrekking van het fietspad zijn het Stedenbouwkundig Plan voor [plaats 1] en het bestemmingsplan [plaats 1] voorafgegaan. De plannen voorzien in een nieuwe woonwijk met een atletiekbaan en een park, het [locatie 4] , wat tot aan de [locatie 1] loopt. Om het [locatie 4] in optimale vorm te kunnen realiseren moet volgens de gemeente het vrijliggende fietspad aan de [locatie 1] worden opgeheven. Het fietspad valt niet in het bestemmingsplan [plaats 1] , maar in het bestemmingsplan [plaats 2] . Het laten doorlopen van het park tot aan de [locatie 1] en als gevolg daarvan het opheffen van het fietspad, maakt wel onderdeel uit van het Stedenbouwkundig Plan. Inmiddels is het bestemmingsplan [plaats 1] vastgesteld.
1.2.
De gemeenteraad heeft daarom met het onttrekkingsbesluit het fietspad voor 180 meter onttrokken aan het openbaar verkeer. [2] Daarvoor in de plaats worden fietsers naar de rijbaan van de [locatie 1] geleid, die wordt aangepast voor het medegebruik door fietsers. Eisers hebben tegen dit onttrekkingsbesluit bezwaar gemaakt.
Besluitvorming door verweerder
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Het besluit past binnen het geldende bestemmingsplan. Volgens verweerder komen de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid met het besluit niet in het gedrang. Er zullen verschillende maatregelen worden genomen om de snelheid van het overige verkeer te beperken en de veiligheid te verbeteren. De [locatie 1] wordt veranderd in een buurtontsluitingsweg (30 km/uur) en leidt alleen nog naar de woningen op het [locatie 5] en de [locatie 2] . De [locatie 2] wordt uitsluitend toegankelijk voor langzaam verkeer. De Centrale Verkeerscommissie (CVC) heeft positief geadviseerd.
Standpunten van eisers
3. Eisers bestrijden dat het vrijliggende fietspad kan worden opgeheven omdat de belangen van de fietsers in Amsterdam [wijk] hierdoor ernstig worden geschaad. De beroepsgronden van eisers worden in de beoordeling door de rechtbank besproken.
Beoordeling door de rechtbankToetsingskader
4.1.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken met een besluit van de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen.
4.2.
Over de beoordeling van een dergelijk onttrekkingsbesluit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als volgt overwogen: De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet een weg aan het openbaar verkeer te onttrekken, behoort tot de bevoegdheid van het bevoegd gezag, dat daarbij beleidsruimte heeft. De Afdeling toetst of de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen en of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. [3] Motief
5.
5.1.
In het geval van dit onttrekkingsbesluit heeft de gemeenteraad van zijn beleidsruimte gebruik gemaakt door in het kader van het Stedenbouwkundig Plan te kiezen voor een oplossing waarbij het [locatie 4] doorloopt tot aan de [locatie 1] en het fietspad opgeheven wordt. De rechtbank moet beoordelen of dit besluit onevenredige gevolgen heeft in verhouding tot de te bereiken doelen en de raad in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen.
5.2.
[eiser 3] en [eiser 4] voeren aan dat het Stedenbouwkundig Plan geen grondslag biedt voor het besluit om het fietspad te onttrekken. Het Stedenbouwkundig Plan is een intern document en heeft geen externe werking. Daarnaast was volgens [eiser 3] en [eiser 4] de communicatie en participatie onvoldoende.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Het doel van de gemeente om het onttrekkingsbesluit te nemen en het fietspad op te heffen is om ruimte rond de atletiekbaan te creëren, zodat er voldoende ruimte over blijft voor de groen- parkeer- en sportvoorzieningen. Deze keuze acht de rechtbank niet onredelijk. Een dergelijke keuze past binnen de beleidsruimte van de gemeenteraad, zeker gezien de andere belangen van burgers die de gemeenteraad ook moet dienen. Deze keuze kan de redelijkheidstoets niet doorstaan als de belangen van eisers daardoor onevenredig zouden worden geschaad. Het Stedenbouwkundig Plan is van belang vanwege het motief om tot het onderhavige besluit te komen. Daarin is immers vastgelegd hoe het gebied [plaats 1] en de randen daarvan zullen worden ingericht en eveneens hoe de verkeersontsluiting van het gebied zal plaatsvinden. De vraag of het Stedenbouwkundig Plan externe of interne werking heeft is in het kader van de bevoegdheid op grond van de Wegenwet niet relevant, evenmin als de communicatie rond het Stedenbouwkundig Plan. De gemeente heeft ook los van ruimtelijke plannen een bevoegdheid om een besluit tot onttrekking op grond van artikel 9 van de Wegenwet te nemen. Gelet op de uitvoerige bezwaarprocedure hebben eisers voorts voldoende de gelegenheid gehad hun belangen in het kader van het onderhavige onttrekkingsbesluit te nemen.
Fietsnet Plusroute / Bereikbaarheid
6.
6.1.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren aan dat de opheffing van het fietspad niet past in het gemeentelijk beleid ten aanzien van fietswegen en vrijliggende fietspaden. Dat geldt temeer omdat het de speerpunten van het beleid zijn om fietsverkeer zoveel mogelijk te scheiden van het andere verkeer. De [locatie 1] is onderdeel van het netwerk van dragende fietscorridors. Vaak is er geen geld om vrijliggende fietspaden te realiseren. Het opheffen van een vrijliggend fietspad wat er al ligt past volgens [eiser 1] en [eiser 2] dan ook niet in het beleid en is onredelijk.
6.2.
De rechtbank overweegt dat de keuze voor groen en park binnen de beleidsruimte van de gemeenteraad valt. De betrokken belangen zijn afgewogen. Dit blijkt uit de stukken en de wijze waarop het fietsersbelang door gemeente is betrokken bij besluitvorming. De [locatie 1] blijft onderdeel van het hoofdnet fiets en de doorstroming per fiets is goed. Als gevolg van het plan [plaats 1] komen er ook andere verkeersverbindingen voor fietsers. De inrichting van de [locatie 1] als een erftoegangsweg (bestemmingsverkeer) in plaats van een fietsstraat met asfalt voldoet ook aan de vereisten voor een fietsstraat. [4] In de nieuwe situatie is de [locatie 1] geen doorgaande weg voor auto’s, terwijl het voor fietsers wel een doorgaande Oost West verbinding is. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat het besluit om het vrijliggende fietspad op te heffen niet zou passen in het gemeentelijk beleid. De gemachtigde van verweerder heeft terecht op de zitting gezegd dat er weliswaar beleid is maar dat individuele situaties ter plekke met maatwerk moeten worden opgelost met oog voor het belang van de fietser. Naar het oordeel van de rechtbank is de keuze voor uitbreiden van het park en het opheffen van het fietspad in het kader van het fietsbeleid niet onredelijk te noemen.
Verkeersveiligheid
7.
7.1.
Eisers betogen dat de veiligheid van fietsers belangrijker is dan de groenstrook die door de opheffing van het fietspad wordt gewonnen. Het is ook niet veilig om fietsverkeer met overig verkeer samen te voegen. Nu het fietspad daadwerkelijk is opgeheven blijkt de onveiligheid voor fietsers volgens eisers dagelijks. [eiser 3] en [eiser 4] overleggen foto’s van diverse verkeersdeelnemers. [eiser 5] voert aan dat het besluit onevenredige gevolgen heeft voor de ouderen en gehandicapten voor wiens belangen zij opkomt. Met de gekozen oplossing is voor hen de verkeersveiligheid onvoldoende gewaarborgd. De gemeenteraad heeft daar onvoldoende aandacht voor gehad. Volgens [eiser 5] is het advies van de CVC van 18 juni 2019 onbegrijpelijk gelet op het eerdere negatieve advies van 29 januari 2019.
7.2.
De adviezen van de CVC moeten worden gezien als advies van een deskundige. Op grond van vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
7.3.
[de persoon 3] heeft op de zitting toegelicht dat de CVC in januari 2019 negatief heeft geadviseerd ten aanzien van de verkeersveiligheid op basis van beperkte informatie. Nadat meer informatie is verstrekt over de achtergronden van de keuzes en de uitvoering is toegelicht, is het voorstel nogmaals ingebracht. Dit is ook in het verslag van 18 juni 2019 te lezen. De meerderheid van de CVC is vervolgens akkoord gegaan met het voorstel. Anders dan [eiser 5] is de rechtbank daarom van oordeel dat het advies van de CVC van voldoet aan de voorwaarden, zodat de gemeenteraad zich op basis van dit advies op het standpunt kon stellen dat een verkeersveilige situatie gecreëerd kon worden. De belangen van alle weggebruikers zijn daarbij voldoende meegewogen, ook omdat de doelgroep van [eiser 5] via Cliëntenbelang Amsterdam betrokken is bij de CVC. De gemachtigde van de gemeenteraad heeft op de zitting aangegeven dat niet bekend is dat sinds de ingebruikname van de [locatie 1] ongevallen hebben plaatsgevonden.
Conclusie
7.4.
De aangevoerde gronden leiden niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het met deze uitspraak niet eens?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder nummer AMS 20/1586.
2.Op grond van artikel 9 van de Wegenwet.
3.Zie de uitspraak van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2008.
4.Beleidskader verkeersnetten 2018 en Afwegingskader: Fietsstraten, fietspaden & fietsstroken.