ECLI:NL:RBAMS:2022:1951

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6111
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terugvordering van teveel ontvangen Ziektewet-uitkering na ziekmelding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de terugvordering van een teveel ontvangen Ziektewet-uitkering. Eiser, woonachtig in Amstelveen, had zich op 31 januari 2020 ziek gemeld bij zijn (ex-)werkgever ADECCO HR SOLUTIONS, die als eigenrisicodrager fungeert. Eiser ontving een ZW-uitkering van 2 februari 2020 tot en met 19 april 2020, maar verweerder vorderde een bedrag van € 3.356,10 terug, omdat de (ex-)werkgever eiser op 2 februari 2020 weer hersteld had gemeld.

Eiser was het niet eens met de terugvordering en stelde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat hij hersteld was gemeld. Hij betoogde dat hij zichzelf niet beter had gemeld, omdat hij anders al weer aan het werk zou zijn gegaan. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder mocht afgaan op de herstelmelding van de (ex-)werkgever, die dit had aangetoond met een uitdraai uit het eigen systeem. De rechtbank concludeerde dat het geschil over de juistheid van de herstelmelding tussen eiser en zijn werkgever viel en niet tussen eiser en verweerder. Daarom kon de beroepsgrond van eiser niet slagen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter D. Sullivan, in aanwezigheid van griffier L.H.J. van Haarlem. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/6111
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. F.J. Wongsokario-Nojotaroeno).

Procesverloop

Met het besluit van 28 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een bedrag van € 3356,10 aan teveel ontvangen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser teruggevorderd voor de periode 2 februari 2020 tot en met 19 april 2020.
Met het besluit van 11 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft zich op 31 januari 2020 bij zijn (ex-)werkgever ADECCO HR SOLUTIONS ziek gemeld. De (ex)werkgever is eigenrisicodrager. Op 2 februari 2020 is eiser vervolgens door zijn (ex)werkgever weer bij verweerder hersteld gemeld. In verband met eisers ziekmelding per 31 januari 2020 heeft hij een ZW-uitkering ontvangen tot en met 19 april 2020. Het bedrag aan ontvangen ZW-uitkering van 2 februari 2020 tot en met 19 april 2020 van € 3.356,10 wordt nu van eiser – op aangeven van de (ex)werkgever – door verweerder teruggevorderd.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij hersteld is gemeld. Eiser heeft zichzelf niet beter gemeld, aangezien hij anders ook al wel was gaan werken. Hier heeft eiser ook veel contact met het uitzendbureau over gehad.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit mocht gaan van de herstelmelding van de (ex-)werkgever van eiser. Deze herstelmelding heeft verweerder ook aangetoond middels een uitdraai uit het eigen systeem. Het geschil over de juistheid van de herstelmelding is tussen eiser en zijn werkgever en niet tussen eiser en verweerder. Binnen deze procedure is daar dan ook geen plaats voor. De beroepsgrond van eiser kan daarom niet slagen.
6. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier, op 6 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.