ECLI:NL:RBAMS:2022:1968

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
AMS 21/5849
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsuitkering aanvraag en motiveringsgebrek in besluitvorming

In deze zaak heeft eiser, wonende te Amsterdam, een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is afgewezen. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 14 mei 2021, met als argument dat eiser niet kon beschikken over de benodigde rekeningafschriften van zijn voormalige zakelijke rekening. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 25 oktober 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd ten opzichte van het bestreden besluit, door aan te geven dat eiser redelijkerwijs kan beschikken over de rekeningafschriften tot 1 oktober 2020, maar niet over de afschriften daarna. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, omdat verweerder in het besluit stelde dat eiser over de afschriften tot en met 12 januari 2021 zou moeten kunnen beschikken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5849

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

8 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J. de Haan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Procesverloop

Met een besluit van 14 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering per 6 januari 2021 afgewezen.
Met een besluit van 25 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en [de persoon] (tolk Turks). Namens verweerder was gemachtigde aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 25 oktober 2021;
  • draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In geschil is of eiser over de gegevens kan beschikken waar verweerder om heeft om het recht op bijstand van eiser per 6 januari 2021 te kunnen vaststellen. Het gaat om rekeningafschriften vanaf 1 juni 2020 tot en met 12 januari 2021 van de zakelijke rekening van de pizzeria waar eiser tot 1 oktober 2020 eigenaar van was. Volgens eiser kan hij niet over deze rekeningafschriften beschikken, omdat de ING Bank deze niet aan hem wil verstrekken nu hij geen rekeninghouder meer is.
3. Verweerder heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat eiser redelijkerwijs kan beschikken over de rekeningafschriften tot 1 oktober 2020 en deze zou moeten kunnen overleggen aan verweerder, omdat eiser tot dat moment als eigenaar van de pizzeria rekeninghouder is geweest. Verweerder verwacht niet langer van eiser dat hij over de rekeningafschriften vanaf 1 oktober 2020 kan beschikken. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Hiermee heeft verweerder eerst ter zitting een ander standpunt ingenomen dan in het bestreden besluit staat. Daar staat namelijk dat eiser geacht wordt over de rekeningafschriften tot en met 12 januari 2021 te kunnen beschikken.
4. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, en verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht (€ 49,-) vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Camps, griffier, op 8 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.