In deze zaak heeft eiser, wonende te Amsterdam, een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is afgewezen. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 14 mei 2021, met als argument dat eiser niet kon beschikken over de benodigde rekeningafschriften van zijn voormalige zakelijke rekening. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 25 oktober 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd ten opzichte van het bestreden besluit, door aan te geven dat eiser redelijkerwijs kan beschikken over de rekeningafschriften tot 1 oktober 2020, maar niet over de afschriften daarna. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, omdat verweerder in het besluit stelde dat eiser over de afschriften tot en met 12 januari 2021 zou moeten kunnen beschikken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 49,- en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.