ECLI:NL:RBAMS:2022:197

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
AMS 22/177
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot heropening van een gesloten woning in Amsterdam na besluit burgemeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De gemeente Amsterdam had op 28 december 2021 besloten om een woning te sluiten voor de duur van drie maanden, met ingang van 30 december 2021, vanwege vermoedens van criminele activiteiten en de aanwezigheid van drugs en wapens. Verzoekster, die in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 19 januari 2022 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester niet voldoende feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd om de sluiting van de woning te rechtvaardigen. Er was onvoldoende bewijs dat de woning daadwerkelijk als ontmoetingsplek voor drugshandelaren fungeerde. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekster zwaarder weegt dan het belang van de gemeente en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat de sluiting van de woning per direct ongedaan moet worden gemaakt tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/177

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. T.C. van Wagensveld),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Kappelhof).

Procesverloop

In het besluit van 28 december 2021 heeft verweerder de woning aan de [adres] gesloten voor de duur van drie maanden met ingang van 30 december 2021.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 januari 2022 op zitting behandeld. Namens verzoekster is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] , behandelend ambtenaar.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten en omstandigheden
2.1.
In de woning aan de [adres] (de woning) woont verzoekster met [partner] , haar partner. Verzoekster staat op dit adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Verzoekster verbleef in de woning op basis van een onderhuurovereenkomst die zij met haar zorgverlener HVO-Querido had gesloten. De partner van verzoekster staat geregistreerd als ongewenst vreemdeling.
2.2.
Uit een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van de politie van 1 december 2021 en een bestuurlijke rapportage van 6 december 2021 blijkt het volgende. Op 29 november 2021 is verzoekster aangehouden in verband met een mishandeling, belediging en discriminatie op de Albert Cuypstraat in Amsterdam. Bij de aanhouding is de telefoon van verzoekster in beslag genomen. Naar aanleiding van de foto’s die op de telefoon van verzoekster zijn aangetroffen, is de woning op 30 november 2021 doorzocht.
In de woning zijn de volgende zaken aangetroffen:
  • MP40 Airsoft apparaat, lijkend op een echt vuurwapen, met magazijn en twee doosjes met balletjes;
  • CZ Airsoft apparaat;
  • patroon, volmantel 7.62x25 (echt);
  • M084 Stun handgranaat (nep, maar niet van echt te onderscheiden);
  • twee handgranaten (nep);
  • Flash handgranaat (nep);
  • drie ploertendoders;
  • diverse drugsgebruikersattributen als basepijpen, handbranders en lepels voor het verhitten van harddrugs;
  • veel extreemrechtse afbeeldingen en goederen.
Voor de doorzoeking werd door de politie waargenomen dat op 30 november 2021 de partner van verzoekster de woning verliet. Nadat hij de woning had verlaten, werd hij aangehouden. In zijn rugzak werd 500 gram amfetamine, een handgranaat met ontbrekend ontstekingsmechanisme en een Luger alarmpistool aangetroffen
.Verzoekster is op 10 januari 2022 op vrije voeten gesteld. Haar partner zat op het moment van de zitting nog vast.
Bestreden besluit
3. Verweerder is overgegaan tot sluiting van de woning omdat de partner van verzoekster de woning heeft verlaten met een handelshoeveelheid harddrugs, er diverse drugsgebruikersattributen in de woning zijn aangetroffen en omdat sprake is van verzwarende omstandigheden. [1] Die verzwarende omstandigheden zijn volgens verweerder de volgende:
  • grote hoeveelheid harddrugs die is aangetroffen bij de partner van verzoekster en waarvan het aannemelijk is dat die in de woning is geweest;
  • risico op criminele activiteiten;
  • de woning fungeert als ontmoetingsplek voor drugshandelaren en/of gebruikers;
  • aanwezigheid van (nep) vuurwapens en munitie;
  • een loop van en naar de woning met drugs en wapens;
  • een vrees voor nieuwe incidenten vanuit/bij de woning;
  • verstoring van de openbare orde, namelijk het incident op de Albert Cuypstraat in Amsterdam.
Daarom is er volgens verweerder een ernstig gevaar voor de openbare orde, dat het sluiten van de woning rechtvaardigt. Verweerder heeft aangegeven dat uit nader onderzoek door de GGD bij HVO-Querido blijkt dat verzoekster niet dakloos wordt ten gevolge van de sluiting van de woning.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Was de burgemeester bevoegd?
4.1.
Verweerder heeft de woning gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Ook als in de woning geen drugs zijn aangetroffen, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in of rondom de woning, kan verweerder de woning sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. [2]
4.2.
Verzoekster bestrijdt dat verweerder bevoegd is om de woning te sluiten. Er zijn bij de huiszoeking geen drugs in de woning aangetroffen en er zijn nooit meldingen geweest van drugsoverlast in en rondom de woning. Daarnaast zijn geen voorwerpen aangetroffen die gerelateerd zijn aan drugshandel zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen of grote hoeveelheid contant geld. Er is geen enkele indicatie dat de woning een rol heeft ingenomen in een keten van drugshandel of dat er drugshandel plaatsvond. Verzoekster geeft aan dat de woning niet als ontmoetingsplek voor drugshandelaren en/of gebruikers fungeert en nooit heeft gefungeerd. Deze conclusie kan ook niet worden getrokken uit de enkele aanwezigheid van diverse drugsgebruikersattributen. De drugsgebruikersattributen zijn van verzoekster. Verzoekster was tot 2017 verslaafd was aan drugs, maar loopt nu in een methadonprogramma net zoals haar partner. De partner is bij het verlaten van de woning geobserveerd en enige tijd later buiten de woning gearresteerd. Verzoekster was niet op de hoogte dat haar partner amfetamine bij zich had. Op de zitting voegt de gemachtigde van verzoekster hier aan toe dat het hem bijstaat dat de partner van verzoekster niet aanstonds na het verlaten van de woning is aangehouden. Hij is eerst langs een vriend geweest voordat hij werd aangehouden door de politie. Dat zou blijken uit het strafdossier.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft er alle begrip voor dat de burgemeester bij het aantreffen van (nep)wapens, drugsgebruikersattributen, afbeeldingen en uitingen van extreemrechts gedachtegoed in de woning en een grote hoeveelheid harddrugs en wapens in de rugzak van één van de bewoners de schrik om het hart slaat en zij daartegen wil optreden. Echter, ook dan blijft gelden dat - uitzonderlijke omstandigheden daargelaten - de feiten en omstandigheden waarop de beslissing om op te treden stoelt, helder moeten zijn. Woningsluiting is immers een belastend en ingrijpend besluit. Wat de rol van de woning in het drugscircuit is, blijkt onvoldoende uit de bestuurlijke rapportage en proces-verbaal waarop verweerder zich baseert. Nergens blijkt uit op welk tijdstip en op welke locatie de partner van verzoekster is aangehouden. Ook is onduidelijk hoeveel drugsgebruikersattributen zijn gevonden en in welke staat deze verkeren. Aanknopingspunten over feitelijke loop van en naar de woning zijn niet aanwezig. Dat de noodzaak bestond tot direct ingrijpen en dat niet kon worden gewacht totdat meer duidelijkheid was verkregen over de rol van de woning in het drugscircuit, is evenmin gebleken. Zo heeft verweerder niet direct na de huiszoeking dan wel de ontvangst van de bestuurlijke rapportage de woning gesloten. Daar komt bij dat zowel verzoekster als haar partner waren gedetineerd.
4.4.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verwezen naar een uitspraak van 29 maart 2021 van deze rechtbank. [3] Daarin is volgens verweerder sprake van een zelfde soort situatie. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Het gaat niet om de vraag of sprake is van een zelfde soort situatie, maar om de vraag of sprake is van voldoende feitelijke informatie in deze zaak. In die aangehaalde uitspraak (rechtsoverweging 2.1) staat dat uit de bestuurlijke rapportage en het proces-verbaal blijkt dat een persoon in een bestelbusje reed en stopte in de straat waar de woning is gesitueerd. De persoon ging met lege handen het flatgebouw binnen en is met een gevulde plastic tas het gebouw uitgelopen. Ongeveer twee kilometer verderop is de persoon door de politie staande gehouden. In de plastic tas bleek een blok cocaïne à 1 kilogram te zitten. Uit onderzoek van de camerabeelden bij de woning bleek dat deze cocaïne in de woning heeft gelegen. Juist dit soort aanvullende informatie ontbreekt in deze zaak. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat verweerder het besluit niet met de juiste zorgvuldigheid heeft genomen.
Noodzakelijkheid en evenredigheid
5. Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk de gronden die zien op de noodzakelijkheid en de evenredigheid te bespreken.
Conclusie
6. Hoewel het niet uit te sluiten is dat verweerder het geconstateerde gebrek weet te herstellen in de bezwaarfase, weegt op dit moment het belang van verzoekster zwaarder dan het belang van verweerder. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Deze voorziening houdt in dat het bestreden besluit tot sluiting van de woning wordt opgeschort tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Dit betekent concreet dat verweerder de sluiting van de woning per direct ongedaan moet maken tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Volgens de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam (www.amsterdam.nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/sluitingen) wordt een bewoonde woning in beginsel niet gesloten, behalve als er sprake is van verzwarende omstandigheden.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2400.