ECLI:NL:RBAMS:2022:2092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
C/13/706807 / FA RK 21-5535
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure met minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 13 april 2022, is een verzoek behandeld van een vrouw om een omgangsregeling en vaststelling van kinderalimentatie met betrekking tot haar vier minderjarige kinderen, die zij heeft met de man. De vrouw verzoekt om een regeling waarbij de kinderen twee weekenden per maand bij de man verblijven, evenals extra tijd tijdens schoolvakanties. De man verzet zich tegen deze regeling, stellende dat zijn werk en gezin hem beperken in de tijd die hij met de kinderen kan doorbrengen. De rechtbank overweegt dat de kinderen de wens hebben om meer tijd bij hun vader door te brengen en dat de man, ondanks zijn werkverplichtingen, meer betrokken moet zijn bij de zorg voor zijn kinderen. De rechtbank besluit dat de kinderen voortaan twee weekenden per maand bij de man zullen verblijven, met een ingangsdatum een maand na de beschikking.

Daarnaast is er een discussie over de kinderalimentatie. De rechtbank stelt vast dat de behoefte van de kinderen niet lager kan zijn dan de eerder vastgestelde behoefte, ondanks de veranderingen in het inkomen van de ouders. De rechtbank komt tot de conclusie dat de man een bijdrage van € 42,- per kind per maand moet betalen aan de vrouw, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en elk van de partijen draagt zijn eigen proceskosten. De beschikking kan worden aangevochten bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/706807 / FA RK 21-5535 (COH TM)
Beschikking van 13 april 2022 betreffende de omgang en vaststelling van alimentatie
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.D. van Doorn te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. Visser te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de vrouw, ingekomen op 2 september 2021;
- het verweerschrift van de man, ingekomen op 12 november 2021;
- de aanvullende stukken van de man, ingekomen op 25 februari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022.
Gehoord zijn: de vrouw en haar advocaat en de man en zijn advocaat.
1.3.
De minderjarigen, die 16 jaar of ouder zijn, zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
1.4.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 2003 tot 2013 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum 1] 2004;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum 2] 2008;
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum 3] 2011;
  • [minderjarige 4] , geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum 4] 2012.
2.3.
De kinderen zijn door de man erkend. De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag.
2.4.
De man is op 14 februari 2018 getrouwd met [naam partner] .
2.4.1.
Uit dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 5] , op [geboortedatum 5] 2019;
  • [minderjarige 6] op [geboortedatum 6] 2013.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek
3.1.1.
De vrouw verzoekt:
I.
te bepalen dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld, inhoudend dat de kinderen een keer
inde twee weken een weekend bij de man zullen zijn, waarbij de kinderen op vrijdagavond om 19.49 uur op het station Rotterdam Centraal worden opgehaald en op zondagavond 19.12 uur door de man op Rotterdam Centraal op de trein worden gezet, alsmede twee weken in de zomervakantie en de helft van de schoolvakanties voor zover deze langer zijn dan een week en korter dan de zomervakantie zijn. Eventuele wisseling van de NS-reistijden worden zoveel mogelijk aan de genoemde vastgestelde tijden aangepast. Het staat de man vrij de omgangsregeling uit te voeren met eigen vervoer zo lang de haal- en brengtijden niet meer dan een kwartier afwijken van de tijden zoals in deze regeling is bepaald. De reiskosten voor de omgangsregeling worden door de man gedragen. De man zal daartoe zelf voor de betaling zorgdragen en kan de vrouw daar niet meer op aanspreken.
II.
Te bepalen dat de man bij vooruitbetaling zal voldoen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 250,- per kind per maand met ingang van 10 mei 2021 dan wel vanaf de datum van de indiening van dit verzoekschrift, althans vanaf zodanige datum en op zodanig bedrag als uw rechtbank meent dat de bijdrage dient te bedragen.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw.

4.De beoordeling

4.1.
De omgang
4.1.1.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangegeven dat de kinderen de wens hebben om meer tijd bij hun vader door te brengen. Ook genieten zij ervan om tijd door te brengen met de nieuwe kinderen van hun vader en stiefmoeder. De vrouw wijst er daarnaast op dat zij ondersteuning van de man nodig heeft in de zorgtaken voor de kinderen en meer tijd zonder de kinderen nodig heeft om niet te zwaar te worden belast. Een zorgweekend in de maand, zoals nu het geval is, is te weinig.
4.1.2.
De man heeft zijn verweer tegen de verzochte regeling als volgt onderbouwd. De man kan in verband met zijn werk en zijn huidig gezin niet nog meer tijd doorbrengen met de kinderen dan nu het geval is. Een weekend per maand is het maximaal haalbare voor de man.
De man werkt één weekend per maand en één weekend per maand staat hij stand-by voor zijn werk. Het derde weekend is voor zijn huidige gezin en in het vierde weekend komen de kinderen langs.
De werkgever van de man is niet flexibel over het rooster en de werkdagen. Hij moet de weekenden dus wel werken.
Hetzelfde probleem geldt bij de vakanties, de vrouw vraagt meer van hem dan mogelijk is met zijn werk en zijn nieuwe gezin.
4.1.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.4.
De reguliere omgangsregeling
Partijen zijn gezamenlijk de ouders van vier kinderen. Alhoewel met periodes in onderling overleg blijkbaar door anderen (grootouders) de zorg voor de kinderen is uitgevoerd, zijn de vrouw en de man nu alweer geruime tijd de enige verzorgers van de kinderen, waarbij de vrouw de hoofdverzorger is.
Uitganspunt is dat ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank wenst te benadrukken dat op grond van wet en vaste rechtspraak niet enkel sprake is van een recht op het hebben van een band en contact met een kind, maar dat als tegenhanger daarvan ook een plicht op ouders ligt om voor hun minderjarige kinderen te zorgen. De man heeft niet enkel een (financiële) zorgplicht naar zijn huidige gezin maar ook naar de kinderen die hij reeds met de vrouw had.
Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor het gegeven dat de man deels door zijn werk gebonden is, zal hij vanuit dit gezichtspunt meer zijn best moeten doen om ruimte te maken voor de kinderen die hij met de vrouw heeft. Op dit moment zorgt de man per maand enkel twee dagen per maand voor de kinderen, hetgeen de rechtbank te weinig acht. Van de man mag verwacht worden dat hij gezien de op hem rustende verplichting meer invulling geeft aan zijn vaderschap. De rechtbank geeft de man daarbij mee, dat het gezien de leeftijd van de kinderen en de aanwezigheid van zijn nieuwe partner in het gezin, niet noodzakelijk is dat hij alle uren vrij is van zijn werk als de kinderen bij hem zijn.
De rechtbank zal aansluiten bij de door de vrouw verzochte zorgregeling. De rechtbank betrekt in de vormgeving van de zorgregeling dat de kinderen zelf aangeven heel graag in het gezin van de man te zijn met zijn nieuwe kinderen en dat zij ook graag meer tijd willen doorbrengen met hun vader dan nu het geval is.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank zal bepalen dat de kinderen voortaan twee weekenden per maand naar de man zullen gaan. Deze regeling zal ingaan een maand na datum van deze beschikking, zodat de omgangsregeling afgestemd kan worden op het rooster van de man. Zo nodig zou de man zijn werkgever kunnen informeren dat hij op grond van een rechterlijke uitspraak beschikbaar moet zijn voor de kinderen. Waar de man nog heeft aangevoerd dat er vanuit zijn werk beperkingen opkomen door corona, benoemt de rechtbank dat hiervan waarschijnlijk geen sprake meer zal zijn vanuit de huidige situatie waarbij alle coronamaatregelen van overheidswege zijn opgeheven. Mocht uit door de man aan de vrouw te tonen stukken, zoals bijvoorbeeld een e-mail van zijn werkgever, blijken dat bepaalde zorgdagen niet haalbaar zijn, dienen partijen in overleg tot vervangende dagen te komen.
4.1.5.
De vakanties
Ter zitting hebben partijen grotendeels overeenstemming bereikt over de vakanties. De rechtbank wijst de man er op dat dit minimale afspraken zijn, helemaal omdat de kinderen op de eerste dag van een vakantie pas in de avond komen. Ook kunnen de dagen enkel in overleg met de vrouw veranderd worden.
- Ten aanzien van de voorjaarsvakantie hebben partijen afgesproken dat de kinderen van donderdag tot en met zondag (vier dagen) bij de man zijn.
- In de meivakantie zijn de kinderen vijf dagen bij de man. Deze dagen zullen vallen op de eerste donderdag in de meivakantie tot en met de tweede maandag van de meivakantie of de eerste vrijdag van de meivakantie tot en met de tweede dinsdag van de meivakantie. Partijen zullen in overleg en met afstemming op het werkrooster van de man bepalen op welke dagen de kinderen precies bij de man zijn.
- Met Kerst zullen de kinderen van 26 december tot en met 30 december bij de man zijn, dan wel van 27 tot en met 31, als dit nodig is in verband met een piketdienst van de man op de 26ste.
- Over de zomervakantie en herfstvakantie hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken. De rechtbank acht het redelijk als de kinderen in de zomervakantie minimaal twee weken bij de man doorbrengen. Partijen moeten in overleg bepalen welke weken dat zullen zijn. De rechtbank ziet verder aanleiding om de herfstvakantie te verdelen zoals de voorjaarsvakantie. De kinderen zullen dan dus ook van donderdag tot en met zondag (vier dagen) bij de man zijn.
Bij alle vakanties geldt dat de kinderen aan het einde van de laatste dag bij de vader in de avond met de trein weer naar huis zullen gaan.
Ook geldt hier dat het niet noodzakelijk is dat de man alle dagen de hele dag thuis aanwezig is. Als de man zo nodig in verband met werk afwezig is, kunnen de kinderen ook zonder hem in het gezin verblijven. Bij de voorjaars-, herfst-, en meivakantie geldt dat in geval er een overlap is met de reguliere zorgregeling, de reguliere zorgregeling doorloopt met daaraan vast de twee / drie extra dagen voor de vakantie. De man hoeft dan niet nog extra vervangende dagen te regelen volgens het vakantierooster.
4.1.6.
Partijen hebben geen overeenstemming met elkaar kunnen vinden voor de verdeling van de reiskosten van de kinderen voor de omgangsregeling. De rechtbank ziet, mede gezien het hiernavolgende over de draagkracht van de man, geen grondslag aanwezig om alleen de man te veroordelen in de kosten hiervan. De man en de vrouw dienen deze kosten in gelijke mate te dragen.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom af.
4.2.
De kinderalimentatie
4.2.1.
De rechtbank betrekt in de beoordeling de uitgangspunten van de Expertgroep Alimentatienormen, zoals opgenomen in het rapport Alimentatienormen (hierna het rapport).
4.2.2.
Gezien het debat van partijen en het gegeven dat kinderalimentatie van openbare orde is, ziet de rechtbank aanleiding om ten aanzien van de kinderbijdrage zelfstandig te oordelen over de behoefte van de kinderen van partijen, de behoefte van de kinderen van de man en zijn partner en de draagkracht van de man, de vrouw en de partner van de man, met inachtneming van de standpunten, stellingen en stukken van partijen in dit geding.
4.2.3.
Behoefte kinderen van partijen
Zoals door de man terecht betoogd dient de behoefte van een kind te worden herzien in geval het inkomen van één van de ouders het oude gezamenlijke gezinsinkomen overstijgt. Dit kan er echter niet toe leiden dat de behoefte van een kind lager komt te liggen dan eerder het geval was. De man komt op basis van zijn huidige inkomen op een behoefte van € 154,- per kind per maand.
De vrouw heeft ter zitting over hun beider inkomens ten tijde van de laatste samenwoning in Suriname gesteld en zij heeft de inkomens van partijen in Suriname destijds omgezet naar Nederlandse inkomens op een bijstandsniveau (is minimaal niveau), als zijnde vergelijkbaar. De daarbij behorende behoefte conform de tabel bedraagt geïndexeerd € 705,- voor de vier kinderen samen / € 176,25 per kind per maand. Dit is de laagste behoefte uit de tabel.
Nu dit reeds de behoefte is op het destijds minimale niveau en door de man berekende behoefte een achteruitgang hierop zou betekenen, zal de rechtbank aansluiten bij de berekening van de vrouw. Daarbij betrekt de rechtbank dat de man deze berekening op zich niet betwist heeft.
Behoefte kinderen man en zijn nieuwe partner
Door de man is gesteld, en door de vrouw is niet betwist, dat de behoefte conform de tabel € 413,- per kind per maand bedraagt. De rechtbank zal hiervan uitgaan. De man heeft gesteld dat de behoefte van de kinderen verhoogd moeten worden met de netto-kosten voor kinderopvang. Ook zijn er extra kosten voor [minderjarige 6] in verband met allergieën.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behoefte te verhogen met de kosten voor opvang. In lijn met het rapport worden deze kosten geacht in de behoefte te begrepen zijn, behalve indien sprake is van zeer bijzonder hoge of afwijkende kosten op dit punt. Daarvan is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De rechtbank zal rekening houden met de bijzondere kosten van € 150,- per maand voor het dieet van [minderjarige 6] , nu deze kosten noodzakelijk en onderbouwd zijn en niet binnen de reguliere kosten vallen.
Draagkracht man
Uit de niet betwiste jaaropgave van de man volgt dat hij een inkomen van € 34.755,- bruto per jaar heeft. De rechtbank gaat uit van dit inkomen. De rechtbank houdt bij de bepaling van de draagkracht van de man rekening met € 50,- aflossing op de schuld voor de woning, nu deze schuld door de vrouw erkend is. De partner van de man dient de andere helft voor haar rekening te nemen.
Draagkracht vrouw
Tussen partijen is niet in geding dat de vrouw een WIA-uitkering met aanvullende toeslagen ontvangt van € 1.239,10. Dit leidt tot een netto inkomen op bestaansminimum, mede gezien het feit dat van dit inkomen in totaal 5 kinderen en de vrouw moeten leven. De rechtbank zal aan haar kant rekening houden met een draagkracht van € 25,- per kind per maand. Het door de vrouw te ontvangen kindgebonden budget en andere van overheidswege steunende maatregelen maken een en ander niet anders.
Draagkracht partner van de man
Uit de niet betwiste jaaropgave van de partner van de man volgt een jaarinkomen van € € 20.096,- bruto, waar de rechtbank rekening mee zal houden. Aan haar kant zal de rechtbank ook rekening houden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting, als minst verdienende partij van hen twee. Ook houdt de rechtbank rekening met een door de man en zijn partner te ontvangen kindgebonden budget van € 1.366,- per jaar.
Zorgkorting
Gezien de zorgregeling zoals deze bepaald zal worden acht de rechtbank een zorgkorting van 15% passend. Daarbij betrekt de rechtbank dat de vakantieregeling naar verwachting minimaal zal uitpakken door de overlap met de reguliere zorgregeling en de afhoudende houding van de man naar de zorgregeling.
Het voorgaande leidt tot het volgende:
  • Bij de man een NBI van € 2.347,- per maand en een draagkracht van € 401,- per maand;
  • Bij de vrouw een NBI van € 1.713,- en een draagkracht van € 100,- per maand;
  • Bij de nieuwe partner van de man een NBI van € 1.788,- en een draagkracht van € 127,- per maand.
4.2.4.
In de onderlinge verhouding dient de man bij te dragen met € 42,- per kind per maand.
4.2.5.
De rechtbank verwijst voor de uitwerking hiervan naar de draagkrachtberekening en berekening en verdeling van de kosten van de kinderen, bij de beschikking gevoegd als bijlage I en II.
4.2.6.
De rechtbank zal de bijdrage laten ingaan per datum indiening van het verzoekschrift, nu de man vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met een door de rechter te bepalen bijdrage. De wettelijke indexering zal per 1 januari 2022 ingaan.
4.3.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat voornoemde kinderen van de vrouw en de man bij de man zullen verblijven:
  • Gedurende twee weekenden per maand, in onderling overleg vast te stellen welke weekenden maar bij voorkeur om de week. ;
  • In de voorjaarsvakantie van donderdag tot en met zondag;
  • In de meivakantie gedurende vijf dagen, op de eerste donderdag in de meivakantie tot en met de tweede maandag van de meivakantie of de eerste vrijdag van de meivakantie tot en met de tweede dinsdag van de meivakantie;
  • In de zomervakantie gedurende twee weken;
  • In de herfstvakantie van donderdag tot en met zondag;
  • In de kerstvakantie van 26 december tot en met 30 december bij de man zijn, dan wel van 27 december tot en met 31 december;
5.2.
bepaalt dat de man met ingang van 2 september 2021 € 42,- per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Breugem, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op 13 april 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).