ECLI:NL:RBAMS:2022:2146

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
C/13 714957 / FA RK 22-1526
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over wilsonbekwaamheid en wettelijk vertegenwoordiger in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een klacht indiende over de vaststelling van haar wilsonbekwaamheid en het ontbreken van een wettelijk vertegenwoordiger. Verzoekster was op 15 december 2021 opgenomen in de tijdelijke overbruggingsafdeling van Stichting Arkin, waar zij onderworpen werd aan verplichte zorg. Na een eerdere beslissing van de klachtencommissie, die haar klachten ongegrond verklaarde, heeft verzoekster de rechtbank verzocht haar klacht alsnog gegrond te verklaren en schadevergoeding toe te kennen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2022 heeft de rechtbank de betrokken partijen gehoord, waaronder de psychiater en arts van Arkin. De rechtbank oordeelde dat Arkin niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen inzake de vaststelling van wilsonbekwaamheid, zoals vastgelegd in artikel 1:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank constateerde dat er geen schriftelijke beslissing was genomen over de wilsonbekwaamheid van verzoekster, wat in strijd was met de wet. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat Arkin had moeten onderzoeken of verzoekster een wettelijk vertegenwoordiger had en dat zij geen verzoek tot mentorschap had ingediend, wat ook in strijd was met de Wvggz. De rechtbank verklaarde de klacht over het ontbreken van een verklaring van wilsonbekwaamheid en wettelijk vertegenwoordiger gegrond, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat verzoekster niet had aangetoond waar de schade uit bestond. De rechtbank wees de overige klachten ongegrond en verklaarde dat de motivering van de wilsonbekwaamheid summier maar voldoende was.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 714957 / FA RK 22-1526
Beslissing over een klacht ex artikel 10:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Beschikking van 21 april 2022 van de rechtbank Amsterdam op het ingediende verzoekschrift van:
verzoekster: [verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [locatie] (Arkin)
hierna: verzoekster
raadsman: mr. M. Berg te Amsterdam
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend op 20 januari 2022 bij de klachtencommissie GGZ Amsterdam (hierna: de klachtencommissie).
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
de zorgaanbieder Stichting Arkin,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: Arkin.

1.Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ingediend door verzoekster en op 14 februari 2022 ingekomen bij het digitaal loket van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ontvangen door de griffie van deze rechtbank op 18 februari 2022, en
  • de beslissing van de klachtencommissie d.d. 31 januari 2022 en
  • besluitbrieven (hierna ook: aanzeggingsbrieven) van 15 december 2021, 20 december 2021, 24 december 2021, 17 januari 2022 en 7 februari 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022 in het gebouw van kliniek Arkin, locatie [locatie] . De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- verzoekster;
  • raadsman, mr M. Berg;
  • psychiater, mevrouw M. van Bruggen;
  • arts, de heer T.F. Kombrink.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn van de zijde van Arkin de hierboven genoemde aanzeggingsbrieven overgelegd.

2.De feiten

2.1
Op 15 december 2021 is verzoekster op grond van een crisismaatregel opgenomen op de tijdelijke overbruggingsafdeling (TOA) van Arkin in verband met een psychotische ontregeling waarbij acute maatschappelijke teloorgang en het risico op het afroepen van agressie over zichzelf aanwezig werd geacht. Bij beslissing van 13 januari 2022 is een zorgmachtiging voor de tijd van 6 maanden verleend. Op 15 december 2021, 20 december 2021, 24 december 2021, 17 januari 2022 en 7 februari 2022 is aan verzoekster schriftelijk verplichte zorg aangezegd.
2.2
Verzoekster heeft over de gang van zaken nadien een klaagschrift bestaande uit vijf klachtonderdelen bij de klachtencommissie ingediend (ontvangen op 20 januari 2022) waarbij verzoekster tevens heeft verzocht om schadevergoeding aan haar toe te kennen bij gegrondverklaring van deze klachten.
2.3
De klachtencommissie heeft bij beslissing van 31 januari 2022 de klachten van verzoekster ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de door haar ingediende klacht alsnog gegrond te verklaren, de toediening van medicatie te schorsen en aan haar een schadevergoeding toe te kennen.
De klacht van verzoekster bestaat uit de volgende onderdelen:
de opname in de instelling en de plaatsing op een gesloten afdeling op 15 december 2021 waardoor de bewegingsvrijheid wordt beperkt;
het pas uitreiken van de aanzeggingsbrief omtrent de beslissing onder klachtonderdeel 1 op
17 januari 2022;
de niet onderbouwde vaststelling van wilsonbekwaamheid;
het pas uitreiken op 17 januari 2022 van de aanzeggingsbrief inzake de toediening van medicatie ten tijde van de crisismaatregel;
de toediening van medicatie vanaf 17 januari 2022.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster haar klachten met betrekking onderstaande klachtonderdelen niet langer gehandhaafd:
  • beslissing tot de opname in een instelling en plaatsing op een gesloten afdeling,
  • het uitreiken van de aanzeggingsbrieven,
  • het toedienen van medicatie
Nu het laatste onderdeel samenhangt met het schorsingsverzoek met betrekking tot het verlenen van verplichte zorg in de vorm van toediening van medicatie zal de rechtbank ook dit onderdeel als ingetrokken beschouwen.
Verzoekster wenst dat de rechtbank zich uitspreekt over klachtonderdeel 3, de vaststelling van de wilsonbekwaamheid en de verdere door Arkin in dat verband genomen stappen tot het inzetten van de verplichte zorg. Arkin heeft de schriftelijke aanzegging tot het inzetten van verplichte zorg, zoals bedoeld in artikel 8:9 tweede lid Wvggz, aan verzoekster zelf gedaan, terwijl zij volgens Arkin wilsonbekwaam was. Verzoekster had op dat moment geen partner of familie die haar belangen waarnamen dan wel een andere wettelijk vertegenwoordiger. Arkin heeft geen verzoek tot het benoemen van een mentor geïnitieerd. Tijdens de mondelinge behandeling is niet gebleken dat in het dossier van verzoekster een beslissing als bedoeld in artikel 1:5 Wvggz is opgenomen, dan wel dat aan haar een dergelijke beslissing is uitgereikt.

4.Het verweer

4.1.
Namens Arkin is door de psychiater en de arts tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat Arkin zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedure. De wilsonbekwaamheid van verzoekster blijkt uit zogenoemde ‘besluitbrieven’ die aan verzoekster zijn uitgereikt voorafgaand aan het daadwerkelijk toepassen van verplichte zorg. Een apart schriftelijk stuk van eerdere datum is er niet omdat de wilsonbekwaamheid al uit de inhoud van het dossier blijkt. In de besluitbrieven staat expliciet aangekruist dat verzoekster wilsonbekwaam is. Op de volgende pagina van de besluitbrieven staat de beslissing nader gemotiveerd. Er wordt daarbij wel de kanttekening geplaatst dat in het geval van een gedwongen opname er vaak tijdelijk sprake is van wilsonbekwaamheid omdat dit verband houdt met de psychiatrische stoornis die behandeld wordt. Zeker in het geval van crisissituaties wordt de wettelijk vertegenwoordiger niet altijd benaderd. Dit met name vanuit praktisch oogpunt omdat het regelen van een wettelijk vertegenwoordiger op een dergelijk korte termijn niet te bewerkstelligen is. In de situatie dat de wilsonbekwaamheid langer duurt wordt wel een wettelijk vertegenwoordiger aangeschreven. In het geval van verzoekster zijn in totaal vijf besluitbrieven aan verzoekster zelf uitgereikt, aldus Arkin.

5.Beoordeling

5.1.
Het verzoek is niet nader onderbouwd en de oorspronkelijke schriftelijke klacht is niet overgelegd. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek baseert de rechtbank zich op de klachten en gronden zoals die door de klachtencommissie in de beslissing van 31 januari 2022 zijn weergegeven. Met name nu verzoekster pas in een laat stadium, in ieder geval na het indienen van het verzoekschrift, over de bijstand van een raadsman heeft beschikt, wordt het niet nader onderbouwen van haar verzoekschrift haar niet tegen geworpen.
5.2
De rechtbank moet een antwoord geven op de vraag of Arkin de verplichtingen uit de Wvggz betreffende wilsonbekwaamheid juist heeft toegepast.
Beslissing wilsonbekwaamheid ex artikel 1:5 Wvggz
5.3
Artikel 1:5 Wvggz bepaalt
:
1. Voor zover de zorgverantwoordelijke betrokkene niet in staat acht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van zorg of de uitoefening van rechten en plichten op grond van deze wet, legt hij dat schriftelijk vast en vermeldt daarbij de datum, het tijdstip en ter zake van welke beslissingen betrokkene niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen.
2. De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt door de zorgverantwoordelijke niet genomen dan na overleg met de vertegenwoordiger.
3. De zorgverantwoordelijke stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing en het overleg met de vertegenwoordiger. Indien er geen vertegenwoordiger optreedt, stelt hij de geneesheer-directeur en de officier van justitie daarvan op de hoogte.
De regeling in artikel 1:5 Wvggz geeft blijkens de toelichting op de wet een procedurele waarborg, waarbij het uitgangspunt is dat betrokkene wilsbekwaam is. Hierbij is het begrip wilsonbekwaamheid nader omschreven. Het gaat om de actuele vermogens van betrokkene en of hij/zij de relevante informatie kan verwerken die voor het nemen van een beslissing van belang is en of hij/zij de gevolgen van die beslissing kan overzien. Het gaat er dus om of zijn/haar geestelijke vermogens voldoende zijn in relatie tot het nemen van een bepaalde beslissing. Omdat wilsonbekwaamheid per situatie en beslissing kan verschillen is voorgeschreven dat ook moet worden vastgelegd welke beslissingen betrokkene niet zelf kan nemen.
5.4
Artikel 10:3 lid 1 onder a Wvggz bepaalt dat een betrokkene een klacht kan indienen over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van artikel 1:5 Wvggz. De rechtbank stelt vast dat er geen beslissing als bedoeld in artikel 1:5 eerste lid Wvggz is vastgelegd, terwijl dit, gelet op het oordeel van Arkin dat verzoekster wilsonbekwaam moet worden geacht, op grond van dit artikel wel had gemoeten. Hoewel in dit geval de (beslissing over) de wilsonbekwaamheid zou kunnen blijken uit onder meer de eerste aanzeggingsbrief die is uitgereikt op de eerste dag van de gedwongen opname (15 december 2021) nu hierop is aangekruist dat verzoekster wilsonbekwaam wordt geacht, ontslaat dit Arkin niet van haar verplichtingen op grond van artikel 1:5 Wvggz. Voor verzoekster was een beslissing tot wilsonbekwaamheid niet bekend totdat aan haar de (eerste) aanzeggingsbrief werd uitgereikt waaruit blijkt dat zij – met betrekking tot de daarin aangezegde verplichte zorg - wilsonbekwaam werd geacht.
In zoverre is de klacht gegrond.
Wettelijk vertegenwoordiger
5.5
Verzoekster heeft aangegeven dat zij geen familie heeft die kon optreden als wettelijk vertegenwoordiger. De rechtbank begrijpt de klacht van verzoekster aldus dat zij klaagt over het niet volgen door Arkin van de juiste procedure inzake de wettelijk vertegenwoordiger en wilsonbekwaamheid in de Wvggz.
5.6
Arkin heeft aangevoerd dat het lang kan duren voordat een mentor is benoemd en dat de cliënten van Arkin doorgaans snel zijn opgeknapt waardoor een mentor eigenlijk weer overbodig wordt.
5.7
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Arkin had, nu zij van oordeel was dat verzoekster op bepaalde onderdelen wilsonbekwaam was, moeten onderzoeken of verzoekster een gemachtigde had en bij gebreke daarvan moeten onderzoeken of een echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel als vertegenwoordiger kon optreden (artikel 1:3 derde lid Wvggz). Zo deze er niet zijn dan komen in aanmerking een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind van betrokkene. In lid 4 van artikel 1:3 Wvggz is de verplichting opgenomen voor de zorgaanbieder om een verzoek tot mentorschap in te dienen, wanneer er geen vertegenwoordiger optreedt. Verzoekster heeft uiteengezet dat zij geen partner of familie heeft. Arkin heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat er geen mentorschap is aangevraagd.
5.8
Maatregelen als verplichte zorg grijpen diep in en vormen een inbreuk op mensenrechten waaronder de lichamelijke integriteit. Het is om die reden dat de verplichte zorgwetten speciale aandacht en bescherming bieden aan wilsonbekwamen, door het systeem van een wettelijk vertegenwoordiger. Deze moet er in alle gevallen zijn om de belangen van een betrokkene, die dat op sommige momenten niet meer kan, waar te nemen. Zo moeten de (medische) verplichtingen uit de verplichte zorgwetten maar ook uit de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst bij wilsonbekwaamheid, worden nagekomen jegens de wettelijk vertegenwoordiger. Om die reden is ook in de Wvggz opgenomen dat de zorgverantwoordelijke bij wilsonbekwaamheid – direct na aanvang van het verplichte zorgtraject – in overleg met de wettelijk vertegenwoordiger, een aan de klachtenregeling onderworpen, gemotiveerde schriftelijk beslissing moet nemen over de wilsonbekwaamheid, van welke beslissing de geneesheer directeur en – bij het ontbreken van een wettelijk vertegenwoordiger ook de officier van justitie - op de hoogte moeten worden gesteld. Op deze wijze is er voor een wilsonbekwame betrokkene vanaf het begin van het verplichte zorgtraject een vertegenwoordiger in beeld. De wet geeft geen termijnen dan wel aanknopingspunten waarmee het voorbehoud van Arkin wordt gerechtvaardigd. De rechtbank constateert dat op de aanzeggingsbrief is aangekruist dat er geen vertegenwoordiger is en dat Arkin zal zoeken naar een passende vertegenwoordiger. De rechtbank stelt vast dat de verplichte zorg is ingezet op 15 december 2021 en dat er bij het inzetten van een vorm van verplichte zorg op 7 februari 2022 nog steeds geen actie was ondernomen om een wettelijk vertegenwoordiger aan te stellen. Het verzoeken van mentorschap kan op een snelle en eenvoudige manier door middel van het invullen en indienen van een formulier bij de kantonrechter. Indien een snelle uitspraak door de kantonrechter is vereist dan is dit doorgaans mogelijk, zelfs binnen een paar dagen.
Gelet op het voorgaande is dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond.
Motivering wilsonbekwaamheid ex artikel 8:9 Wvggz
5.9
Verzoekster stelt dat het oordeel van Arkin dat zij, kort voorafgaand aan de aanzegging van de verplichte zorg, wilsonbekwaam was, niet gemotiveerd was en slechts een kruisje in een vakje betrof. Arkin heeft op de mondelinge behandeling een afschrift van de schriftelijke aanzeggingen tot het inzetten van verplichte zorg overgelegd. Volgens Arkin is de motivering en onderbouwing van de beslissingen inzake de wilsonbekwaamheid te vinden op de volgende pagina.
5.1
De rechtbank constateert dat er op de eerste pagina van de aanzeggingsbrieven telkens een kruisje is gezet bij: “
Wilsonbekwaamheid. Er is op dit moment geen vertegenwoordiger. Arkin zal zoeken naar een passende vertegenwoordiger”.Op de volgende pagina zijn bij de vormen van verplichte zorg opgenomen bewoordingen als: “
op dit moment bent u niet in staat om zelf een beslissing te nemen” of “om u zo goed mogelijk te behandelen….”. De pagina daarna vermeldt de onderbouwing op het gebied van doelmatigheid, noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit en een uitleg waarom de verplichte zorg wordt ingezet.
De rechtbank acht de motivering omtrent de wilsbekwaamheid, hoewel summier, niet onvoldoende.
Voor zover de klacht zich hier tegen richt is deze ongegrond.
Schadevergoeding
5.11
Verzoekster verzoekt een door Arkin te betalen schadevergoeding te gelasten. De rechtbank stelt vast dat verzoekster op geen enkele wijze aangeeft waar deze schade uit bestaat, zodat dit verzoek wordt afgewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de klacht aangaande (het ontbreken van) de verklaring wilsonbekwaamheid en wettelijk vertegenwoordiger gegrond;
  • verklaart de klacht met betrekking tot de motivering wilsonbekwaamheid ongegrond;
  • wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 21 april 2022 gegeven door mr L. van der Heijden, rechter, in tegenwoordigheid van G.P. Menkveld, als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Tegen de beslissing ten aanzien van de toekenning van schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.