ECLI:NL:RBAMS:2022:2185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AMS 22.2464
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende evacuatie van Afghanen uit Afghanistan

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers A. [naam] en M. [naam], mede namens hun kinderen, en de minister van Defensie. De eisers, die zich op dat moment in Afghanistan bevonden, hadden beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Defensie van 17 maart 2022, waarin hun verzoek om evacuatie naar Nederland was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet onder de Vreemdelingenwet 2000 valt, aangezien de beslissing door de minister van Defensie is genomen en niet door de vreemdelingenautoriteit. Hierdoor is de rechtbank Amsterdam onbevoegd om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om het beroep door te zenden naar de rechtbank Den Haag, die wel bevoegd is om deze zaak te behandelen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2464

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

A. [naam] , eiser

M. [naam] ,eiseres
mede namens hun kinderen
A.M. [naam] ,
N. [naam] ,
W. [naam] ,
tezamen eisers
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe),
en

de minister van Defensie, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar van verweerder van 17 maart 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Bij het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV) is op 19 april 2022 een beroep ingekomen. Het CIV heeft het beroep aan de rechtbank Amsterdam toebedeeld. Het beroep is ingediend door eisers, die in Afghanistan verblijven. Zij komen op tegen een beslissing van de minister van Defensie van 17 maart 2022. Zij beogen met het beroep te bewerkstelligen dat zij vanuit Afghanistan naar Nederland worden geëvacueerd.
3. De rechtbank merkt op dat geen sprake is van een beslissing op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het betreft dus geen vreemdelingenzaak. Het besluit is immers genomen door de minister van Defensie.
4. Ingevolge artikel 8:7, tweede lid, tweede volzin, van de Awb is de rechtbank Den Haag bevoegd. Daarom zal de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen. Tevens zal zij het beroep – met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb – doorzenden aan de rechtbank Den Haag.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- zendt het beroep door aan de rechtbank Den Haag.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.