ECLI:NL:RBAMS:2022:2248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
714856 / FA RK 22-1477
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van psychische stoornis en wilsonbekwaamheid

Op 1 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniforme stoornis met comorbide cannabisgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene wilsonbekwaam is, wat betekent dat hij niet in staat is om zelfstandig beslissingen te nemen over de voorgestelde zorg. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en behandelaars, gehoord tijdens een mondelinge behandeling. De behandelaars hebben aangegeven dat de betrokkene lijdt aan een psychose, die voortkomt uit een nare herinnering uit het verleden, en dat hij momenteel niet in staat is om adequaat te functioneren in de maatschappij.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, aangezien hij op dit moment niet in staat is om zelfstandig zijn leven vorm te geven. Ondanks eerdere pogingen om de betrokkene vrijwillig te laten deelnemen aan zorg, heeft hij deze hulp geweigerd. De rechtbank heeft daarom besloten dat verplichte zorg noodzakelijk is, waarbij de betrokkene maximaal drie maanden kan worden opgenomen in een accommodatie en dat er verschillende vormen van zorg kunnen worden toegepast, zoals het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht.

De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de betrokkene te dwingen tot behandeling indien hij blijft weigeren. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de psychische stoornis en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van de betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven door rechter R.H.G. Odink en is op 14 april 2022 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 714856 / FA RK 22-1477
kenmerk: ZM / IND / 51696
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 1 april 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
zorgaanbieder: Arkin,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.M. Fortuin.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 9 maart 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 april 2022 in het gebouw van de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank heeft hier de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat en zijn woonbegeleider vanuit HVO Querido;
- de heer T. Boere, behandelend arts;
- mevrouw B.I.A. Schotsman, arts crisisdienst;
- mevrouw [naam] , verpleegkundige crisisdienst.
Verder is mevrouw A. de Jong, psychiater crisisdienst, gelijktijdig, telefonisch door de rechtbank
gehoord.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizofreniforme stoornis met comorbide cannabisgebruik. Betrokkene heeft een nare herinnering aan vroeger, die op dit moment zo’n grote plaats in zijn leven inneemt dat volgens de behandelaars geen sprake is van een trauma, maar van een psychose. De grootte van de betekenis die betrokkene toekent aan deze herinnering uit het verleden neemt dan de vorm van een waan aan. Daarnaast is sprake van formele denkstoornissen. Dit uit zich bijvoorbeeld doordat betrokkene moeite heeft adequaat antwoord te geven op gerichte vragen. De waan en de formele denkstoornis tezamen worden door de behandelaars geduid als een psychotische stoornis. Daarbij houdt deze psychotische stoornis volgens de behandelaars nu al langere tijd aan, betrokkene is sinds juni 2021 in zorg bij het crisisteam, en dit maakt volgens de behandelaars dat sprake is van een schizofreniforme stoornis. Gelet op de door de behandelaars gegeven uitleg en het oordeel van de onafhankelijk psychiater die daarmee overeenstemt, heeft de rechtbank dan ook geen redenen om te twijfelen aan de hiervoor genoemde psychische stoornis. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van voornoemde stoornis voldoende en duidelijk door de behandelaars gemotiveerd.
2.2.
De rechtbank is voorts van oordeel dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor betrokkene.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de potentie die betrokkene heeft op dit moment niet door hemzelf benut. Ondanks de hulp van VIP, zijn bewindvoerder en woonbegeleiding lukt het betrokkene onvoldoende om zelfstandig en adequaat vorm te geven aan zijn leven. De rechtbank heeft er dan ook weinig vertrouwen in dat betrokkene met de huidige hulp het door hem gewenste leven weer zal weten op te pakken, waaronder het in september weer hervatten van zijn HBO-studie. Dat betekent in feite dat als de situatie nu blijft zoals deze op dit moment is, betrokkene – nog maar 23 jaar oud - zichzelf de kans ontneemt om zich in zijn leven verder te ontwikkelen en kansen aan te kunnen grijpen die binnen zijn mogelijkheden liggen. Het reeds op deze leeftijd verstoken blijven van de mogelijkheid die kansen te benutten, ziet de rechtbank als ernstig nadeel.
Betrokkene overziet, gelet op zijn stoornis, niet wat de huidige keuzes die hij op dit moment maakt, of verzuimt te maken, voor ernstige gevolgen hebben. Gelijk psychiater De Jong ter zitting heeft aangegeven, beziet de rechtbank betrokkene als wilsonbekwaam waar het zijn weigering van de in het verzoekschrift voorgestane vormen van zorg betreft.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De rechtbank is anders dan betrokkene en zijn advocaat primair bepleiten van oordeel dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is de afgelopen periode dat betrokkene in contact is met zijn behandelaars, meermaals en tevergeefs door deze behandelaars getracht betrokkene uit eigen beweging te motiveren voor (medicamenteuze) behandeling. De rechtbank verwacht niet, ook niet indien zij een beslissing op dit verzoek voor enige tijd aanhoudt, dat betrokkene gelet op de in het verleden gestrande pogingen van de behandelaars, nu wel bereid is tot het aanvaarden van zorg, waaronder medicamenteuze behandeling. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen is daarom een doorbraak in de ontstane patstelling noodzakelijk. Daarbij kunnen, zo begrijpt de rechtbank de behandelaars ter zitting, de EMDR-therapie die betrokkene voorstaat en de medicamenteuze behandeling naast elkaar bestaan. Om een doorbraak te forceren, acht de rechtbank verplichte zorg nodig. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
De rechtbank bepaalt dat verplichte zorg in de vorm van ‘opnemen in een accommodatie’ en aanverwante vormen van zorg, anders dan door de officier van justitie is verzocht en in het zorgplan is vermeld, in duur wordt beperkt. De rechtbank wijst deze vormen van zorg toe voor de duur van maximaal drie maanden. De behandelaars zijn voornemens om betrokkene vanuit zijn thuissituatie in te stellen op antipsychotica. Indien betrokkene deze zorg blijft weigeren of de ambulante medicamenteuze behandeling onvoldoende effect heeft, kunnen de behandelaars betrokkene maximaal drie maanden (gesloten) opnemen. Door de psychiater is toegelicht dat zij verwacht dat deze termijn van drie maanden voldoende is om betrokkene zo nodig klinisch in te stellen op antipsychotica.
2.6.
Ten aanzien van verplichte zorg in de vorm van ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’, bepaalt de rechtbank dat deze vormen van zorg overeenkomstig het bij het verzoekschrift gevoegde zorgplan d.d. 8 februari 2022 telkens maximaal één week per keer kunnen worden ingezet gedurende de looptijd van de zorgmachtiging en voor zover sprake is van een opname in een accommodatie.
2.7.
Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • toedienen van medicatie gedurende zes maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening gedurende zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende maximaal drie maanden;
  • insluiten gedurende telkens maximaal één week;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende telkens maximaal één week;
  • onderzoek aan kleding of lichaam gedurende maximaal drie maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen gedurende maximaal drie maanden;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen gedurende maximaal drie maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam gedurende zes maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende maximaal drie maanden.
2.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.7. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 1 oktober 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 1 april 2022 mondeling gegeven door mr. R.H.G. Odink, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 14 april 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.