ECLI:NL:RBAMS:2022:2266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/13/714825 / FA RK 22-1461
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming wijziging verblijfplaats minderjarige in het kader van voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige [betrokkene]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [betrokkene] bij de pleegmoeder, die zijn veiligheid en welzijn in gevaar brengt. De minderjarige heeft eerder bij de pleegmoeder gewoond, maar is sinds 19 februari 2022 geplaatst in een crisispleeggezin. JBRA heeft verzocht om vervangende toestemming voor de wijziging van het verblijf, omdat de pleegmoeder niet bereid was om mee te werken aan opvoedtraining en de zorgen over mishandeling en verwaarlozing niet serieus nam. Tijdens de zitting heeft [betrokkene] zijn zorgen geuit over zijn tijd bij de pleegmoeder, waar hij zich onveilig voelde en vaak mishandeld werd. De rechtbank heeft de zorgen van JBRA en de verklaringen van [betrokkene] en zijn leerkracht serieus genomen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [betrokkene] is om niet terug te keren naar de pleegmoeder en heeft het verzoek tot wijziging van het verblijf toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens : C/13/714825 / FA RK 22-1461
datum uitspraak: 23 maart 2022

beschikking toestemming wijziging verblijfplaats in het kader van voogdij

in de zaak van

Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen JBRA,

gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [betrokkene] .

[de pleegmoeder] , wonende te [woonplaats] , is de pleegmoeder.

[de moeder] , wonende te [woonplaats] , is de moeder.

[de vader] , wonende te [woonplaats] , is de vader.

Als belanghebbende wordt aangemerkt: de pleegmoeder.
De rechtbank merkt de ouders op als informant in deze procedure nu zij geen gezag hebben en niet rechtstreeks in hun belangen worden getroffen door onderhavig verzoek van JBRA.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van JBRA van 2 maart 2022, ingekomen bij de griffie op
4 maart 2022;
- aanvullende producties van de kant van JBRA ingekomen op 22 maart 2022, inhoudende
een brief van [betrokkene] aan de kinderrechter alsmede een brief van [naam 1] , de
leerkracht van [betrokkene] , beiden gemaild aan JBRA op 18 maart 2022;
- het verzoekschrift, ingediend namens de ouders, ingekomen op 22 maart 2022.
Op 23 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn: mevrouw [naam 2] namens JBRA, de pleegmoeder en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. G.M. Haring.
De minderjarige [betrokkene] is gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft de kinderrechter een brief geschreven.

De feiten

Bij beschikking van 31 oktober 2018 is het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd en is Jeugdbescherming Regio Amsterdam, benoemd tot voogd over [betrokkene] .
[betrokkene] heeft van 10 november 2017 tot 16 februari 2022 bij de pleegmoeder gewoond.
Met ingang van 19 februari 2022 verblijft [betrokkene] in een crisispleeggezin.

Het verzoek

JBRA heeft de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [betrokkene] .

De standpunten

JBRA
JBRA heeft tijdens de mondelinge behandeling gepersisteerd bij het verzoek en daarbij verwezen naar het inleidend verzoekschrift met bijlagen.
In dit verzoek heeft JBRA vermeld dat JBRA aanvankelijk in de veronderstelling verkeerde dat de pleegmoeder akkoord was dat [betrokkene] elders geplaatst werd en dat de pleegmoeder pas later gebruikmaakte van haar blokkaderecht.
JBRA voert aan dat er bij de pleegmoeder zorgen zijn over zowel fysieke als geestelijke mishandeling van [betrokkene] , (emotionele) verwaarlozing en onvermogen van de pleegmoeder om zich te verplaatsen in de belevingswereld van [betrokkene] en aan te sluiten bij hetgeen hij nodig heeft. JBRA voert aan dat er al langer zorgen waren over de opvoedvaardigheden van de pleegmoeder, maar er steeds is geprobeerd het gesprek hierover met de pleegmoeder aan te gaan en met hulp hier verandering in te brengen en in te zetten op het vergroten van de opvoedvaardigheden van de pleegmoeder. De pleegmoeder heeft niet willen meewerken aan een opvoedtraining.
JBRA voert aan dat recent de ernst van de zorgen en de toename van zorgen duidelijk zijn geworden, zowel door betrokkenheid van de leerkracht, als inzet van een individuele behandelaar van [betrokkene] en het intensievere (individuele) contact tussen de gezinsmanager en [betrokkene] . [betrokkene] heeft op verschillende plekken steeds meer openheid gegeven over zijn opvoedsituatie en de ervaren onveiligheid. Pleegmoeder erkent een deel van de zorgen en heeft erkend pedagogische tikken te geven aan [betrokkene] , maar ziet geen noodzaak om haar gedrag aan te passen of daarvoor hulp te accepteren. Dit tezamen met de eerdere inspanning vanuit JBRA en Levvel om pleegmoeder gedragsalternatieven aan te leren, en de ernst van de zorgen over de veiligheid van [betrokkene] in het pleeggezin, maakt dat JBRA een plaatsing elders noodzakelijk acht. JBRA voert aan het onverantwoord te vinden om [betrokkene] terug te plaatsen naar de pleegmoeder. JBRA is van mening dat [betrokkene] een trauma sensitieve opvoeder nodig heeft en dat hij de ruimte en emotionele toestemming dient te krijgen om aan zijn traumaverwerking toe te komen. Momenteel verblijft [betrokkene] in een crisispleeggezin waar hij zich fijn voelt en in veiligheid tot rust kan komen. Er is ook weer contact tot stand gebracht tussen [betrokkene] en zijn zus [naam 3] , wat fijn voor hen is. Tot slot geeft JBRA aan dat er op dit moment hard wordt gezocht naar een passende perspectief biedende plek voor [betrokkene] .
De minderjarige
Uit de brief die [betrokkene] aan de kinderrechter heeft geschreven blijkt dat [betrokkene] zich niet goed en veilig voelde bij de pleegmoeder. [betrokkene] schrijft dat hij vaak alleen was, regelmatig mishandeld is door de pleegmoeder en elke dag bang was dat de pleegmoeder hem klappen zou geven. [betrokkene] geeft aan dat hij vaak geslagen is door de pleegmoeder met de hand, een schoenlepel en een stok. Daarnaast geeft [betrokkene] aan dat de pleegmoeder hem kleineerde, bedreigde en veelvuldig uit schold. Dit heeft bij hem voor mentale klachten gezorgd. Toen hij nog bij de pleegmoeder woonde was hij vaak angstig, verdrietig en depressief. [betrokkene] wil niet meer terug naar de pleegmoeder en schrijft dat hij zich, sinds hij in een ander pleeggezin is geplaatst, steeds blijer en vrijer voelt.
De leerkracht
Uit de brief van [naam 1] , de leerkracht van [betrokkene] komt naar voren dat het hem op viel dat de pleegmoeder heel negatief over [betrokkene] sprak, en dat hij signalen opmerkte bij [betrokkene] waardoor hij het vermoeden kreeg dat [betrokkene] thuis klappen kreeg. Na een gesprek hierover met de pleegmoeder gaf de pleegmoeder toe dat [betrokkene] thuis “corrigerende tikken” kreeg en dat dit nodig was omdat [betrokkene] slechte dingen deed. De leerkracht geeft aan dat sinds [betrokkene] uit huis is geplaatst naar een ander pleeggezin, hij vrolijker, opgewekt en gezelliger is in de groep. Ook is zijn handschrift sterk verbeterd, wat een teken kan zijn voor meer innerlijke rust bij [betrokkene] .
De pleegmoeder
De pleegmoeder heeft zich verweerd tegen het verzoek. Zij voert daarbij aan dat zij altijd goed voor [betrokkene] heeft gezorgd en hem structuur en een thuis heeft gegeven. De pleegmoeder geeft aan dat zij altijd bezorgd is geweest om [betrokkene] en hem wilde beschermen, maar hij niet altijd respectvol naar haar is geweest en veel loog en agressief was. De pleegmoeder ontkent [betrokkene] zijn eigen poep te hebben laten eten en hem geslagen te hebben. Wel heeft zij hem een keer een pedagogische tik gegeven toen hij haar had uitgescholden, en moest zij wel naar hem schreeuwen om hem naar haar te laten luisteren. De pleegmoeder geeft aan dat er alleen maar leugens en onwaarheden in de rapportages staan en de instanties [betrokkene] alleen maar van haar af willen pakken. Zij heeft vijf jaar lang voor [betrokkene] gezorgd met heel haar hart en geeft aan hem weer terug te willen hebben.
Desgevraagd geeft de pleegmoeder als reactie op de voorgelezen brief van [betrokkene] aan dat er niets van klopt, [betrokkene] gewoon aandacht wil hebben en zij het afschuwelijk vindt wat hij heeft geschreven over haar.
De moeder
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er niets van klopt dat de pleegmoeder [betrokkene] geslagen en verwaarloosd heeft. Wel heeft de pleegmoeder misschien een pedagogische tik gegeven, maar dat is - volgens de moeder, in weerwil van het Nederlandse recht - niet strafbaar. De moeder geeft aan dat de pleegmoeder juist liefdevol is en zij altijd positief over [betrokkene] spreekt. Ten aanzien van de brief die [betrokkene] geschreven heeft, geeft de moeder aan dat er niets van klopt en de instanties er nu een horrorverhaal van maken. De moeder verzoekt het verzoek van JBRA af te wijzen.
De advocaat voegt hier namens de ouders aan toe dat sprake is van een eenzijdig verhaal van JBRA en er beter gekeken moet worden wat er aan de hand is met [betrokkene] . De ouders krijgen helemaal geen informatie en het contact tussen de ouders en [betrokkene] is beperkt vanwege de nieuwe pleeggezinplaatsing. De vader wil graag meer contact en zelf met [betrokkene] spreken over wat er aan de hand is en wat er in hem om gaat.

De beoordeling

Artikel 1:336a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat, indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige kan brengen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat voor zover deze vereiste toestemmingen niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank kunnen worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken, waaronder de brief van de leerkracht van [betrokkene] , en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat er al langere tijd sprake is van zorgelijke signalen over de opvoedsituatie van [betrokkene] bij de pleegmoeder thuis. Er zijn zorgen over zowel fysieke als geestelijke mishandeling van [betrokkene] , (emotionele) verwaarlozing en het onvermogen van de pleegmoeder om aan te sluiten bij de belevingswereld van [betrokkene] en hetgeen hij nodig heeft. Voldoende duidelijk is geworden dat [betrokkene] een kwetsbare jongen is met een belast verleden die trauma intensieve opvoeding nodig heeft, iets wat de pleegmoeder [betrokkene] niet kan geven. Ondanks dat de zorgen met de pleegmoeder zijn besproken is er geen verandering gekomen in de situatie en heeft de pleegmoeder niet mee willen werken aan een speciale opvoedtraining om haar opvoedvaardigheden tot trauma-sensitieve pleegouder te verbeteren. Ook tijdens de mondelinge behandeling ontkent de pleegmoeder de zorgen en bagatelliseert zij de problematiek.
Daarnaast blijkt dat [betrokkene] recent heeft gesproken met de leerkracht, zijn begeleider en zijn gezinsmanager over zijn zorgelijke situatie bij de pleegmoeder thuis. Ook heeft [betrokkene] de kinderrechter een imponerende brief geschreven waarin hij schrijft regelmatig geslagen te zijn door de pleegmoeder, in voortdurende angst leefde, niet meer naar de pleegmoeder wil terugkeren en dat hij zich in het crisispleeggezin steeds blijer en vrijer voelt.
Gelet op vorenstaande en alles overziend is het de rechtbank duidelijk geworden dat het in het belang van [betrokkene] is om niet terug te gaan naar de pleegmoeder maar zijn verblijfplaats bij haar te wijzigen. Voldoende staat vast dat de opvoedsituatie van [betrokkene] bij de pleegmoeder thuis onveilig en gevaarlijk was. Het verzoek tot wijziging van het verblijf van [betrokkene] zal dan ook worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent toestemming aan JBRA tot wijziging van het verblijf van [betrokkene] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.S. Crince Le Roy, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra-Bakker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 april 2022.