In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2022 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 4 augustus 2012 in Polen zijn gehuwd. De vrouw heeft de Poolse en Duitse nationaliteit, terwijl de man de Poolse nationaliteit heeft. Uit het huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren. De vrouw heeft verzocht om de toevertrouwing van de kinderen, het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De man heeft verweer gevoerd en ook zelfstandige verzoeken ingediend. Tijdens de zitting op 22 april 2022 zijn beide partijen met hun advocaten aanwezig geweest, evenals een tolk voor de man.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er spanningen tussen partijen zijn, waardoor zij niet meer samen in de woning kunnen verblijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de vrouw worden toevertrouwd, aangezien zij gedurende het huwelijk de hoofdverzorgster was. De zorgregeling is zodanig vastgesteld dat de kinderen om de week bij de man verblijven. Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 126,- per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. Het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is afgewezen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij behoeftig is.
De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter M.M. Breugem en bevat bepalingen over de toevertrouwing van de kinderen, het gebruik van de echtelijke woning, de zorgregeling en de alimentatieverplichtingen van de man.