ECLI:NL:RBAMS:2022:2466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5449
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van teveel ontvangen AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening en terugvordering van teveel ontvangen AIO-aanvulling door eisers, die in deze procedure werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De zaak is ontstaan na twee besluiten van de Sociale Verzekeringsbank van 30 juni 2021, waarin de AIO-aanvulling van eisers werd ingetrokken voor de periode van 29 maart 2021 tot en met 18 juni 2021, en een bedrag van € 1.192,14 aan teveel ontvangen AIO-aanvulling werd teruggevorderd. Eisers hebben tegen het bestreden besluit van 20 augustus 2021 beroep ingesteld, waarbij zij stelden dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.

Tijdens de zitting op 4 mei 2022, die via videoverbinding plaatsvond, is eiser verschenen met zijn gemachtigde en een tolk, terwijl eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk was, ondanks dat eisers het bestreden besluit pas op 27 oktober 2021 hadden ontvangen. De rechtbank heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het verblijf van eisers in Marokko en de reden van hun reis, namelijk het aanstaande overlijden van de zus van eiseres.

De rechtbank concludeert dat, hoewel het overlijden van de zus van eiseres een noodzakelijke reis rechtvaardigde, eisers niet tijdig naar Nederland zijn teruggekeerd. De rechtbank oordeelt dat het niet onevenredig is dat de Sociale Verzekeringsbank het bedrag van € 1.192,14 terugvordert, en dat er geen dringende redenen zijn aangetoond om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5449
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

[eisers] , te Amsterdam, eisers

(gemachtigde: mr. E. Wolter),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Procesverloop

Met twee besluiten van 30 juni 2021 heeft verweerder de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eisers vanaf 29 maart 2021 tot en met 18 juni 2021 ingetrokken en een bedrag van € 1.192,14 aan teveel ontvangen AIO-aanvulling van eisers teruggevorderd.
Met het besluit van 20 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 4 mei 2022.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door een tolk. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank dient allereerst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is in principe zes weken.
3. In dit geval is het bestreden besluit voorzien van de datum 20 augustus 2021. Eisers hebben tegen dit besluit in een brief van 9 november 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 10 november 2021 ontvangen. Eisers hebben aangegeven dat zij het bestreden besluit later hebben ontvangen, namelijk pas op 27 oktober 2021. Verweerder heeft aangegeven dat de verzending van het bestreden besluit niet met bewijsstukken aannemelijk kan worden gemaakt. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat pas op 27 oktober 2021 het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze aan eisers bekend is gemaakt. Dit betekent dat het beroep tijdig is ingediend.
4. Niet in geschil is dat eisers vanaf 29 maart 2021 tot en met 18 juni 2021 buiten Nederland verbleven en om die reden in die periode geen recht op de AIO-aanvulling bestond. In geschil is of sprake is van een dringende reden om van terugvordering af te zien.
5. Eisers hebben aangevoerd dat zij naar Marokko zijn afgereisd vanwege de zieke zus van eiseres, waarbij het overlijden aanstaande was. Ter zitting is door eisers toegelicht dat deze zus uiteindelijk eind december 2020 is overleden. De rechtbank overweegt dat het reisadvies in de betreffende periode voor Marokko in ieder geval oranje kleurde, waardoor alleen strikt noodzakelijke reizen mochten plaatsvinden. Verweerder heeft onderkend dat het aanstaande overlijden van de zus van eiseres valt onder een dergelijke strikt noodzakelijke reis, waardoor het afreizen naar Marokko gerechtvaardigd was. Echter is ter zitting gebleken dat de zus van eiseres eind december 2020 is overleden en dat zij vervolgens ook binnen 48 uur is begraven. Eisers zijn vervolgens niet gelijk naar Nederland teruggekeerd, hetgeen verweerder wel van eisers had verwacht. Het was tot in ieder geval 23 februari 2021 mogelijk om vanuit Marokko naar Nederland te vliegen en daarna kon dit onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank overweegt dat eisers geen poging hebben gedaan om vóór 23 februari 2021 terug te keren naar Nederland. Ook hebben eisers niet aangetoond dat na die datum is geprobeerd om met bijvoorbeeld een PCR-test terug te keren naar Nederland. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet onevenredig is dat verweerder een bedrag van € 1.192,14 aan teveel ontvangen AIO-aanvulling van eisers terugvordert. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank ook niet gebleken van dringende redenen. Ter zitting is door verweerder toegelicht dat eisers ongeveer € 50,- per maand zullen moeten aflossen, waarbij door verweerder rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier, op 4 mei 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.