ECLI:NL:RBAMS:2022:2511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
C/13/715188 FA RK 22/1657
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte medewerking aan onderzoek naar ziekte van Huntington met uitzondering van genetisch onderzoek; wilsonbekwaamheid; Recht om niet te weten WGBO

Op 28 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verplichte zorg voor een betrokkene, geboren in 1970, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank behandelde een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene verzet zich tegen verplichte zorg in de vorm van een onderzoek naar de ziekte van Huntington, waarbij hij zich wilsbekwaam acht. De rechtbank heeft de medische verklaringen van verschillende psychiaters in overweging genomen, waaronder die van A.H. Zegwaard en E. van Duijn, die beiden twijfels uitten over de wilsbekwaamheid van betrokkene. De rechtbank concludeert dat betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en anderen. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden, met de beperking dat het onderzoek naar de ziekte van Huntington geen genetisch onderzoek mag inhouden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. L. van der Heijden, bijgestaan door D.S. Strooper als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/715188 – FA RK 22/1657
kenmerk: ZM/IND/51469
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 28 april 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te Amsterdam, [adres] ,
verblijvende te Amsterdam, [verblijfadres] ,
zorgaanbieder: Arkin, locatie [naam locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
16 maart 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek is aangehouden ter terechtzitting van 6 april 2022. Op
13 april 2022 heeft de rechtbank een tussenbeschikking afgegeven. De mondelinge behandeling is hervat op 20 april 2022 en heeft plaatsgevonden in het gebouw van de Arkin op de locatie [naam locatie] .
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de raadsvrouw;
- mw N. Silvester, psychiater FACT;
- mw. L. Berry, arts;
- mw. A. Zegwaard, (onafhankelijk) psychiater;
- dhr. R. de Leeuw, mentor
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.Beoordeling

2.1.
Namens betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2022 naar voren gebracht dat hij uitdrukkelijk bezwaar maakt tegen verplichte zorg in de vorm van het meewerken aan een onderzoek naar de aanwezigheid van de ziekte van Huntington. Betrokkene moet ten aanzien van deze beslissing wilsbekwaam worden geacht zodat dit verzet moet worden gehonoreerd.
De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan een aanvulling op de medische verklaring door de onafhankelijk psychiater A.H. Zegwaard bevolen omtrent de wilsbekwaamheid van betrokkene ten aanzien van de beslissing om geen onderzoek te willen laten verrichten naar de zieke van Huntington. Daarnaast heeft de rechtbank gevraagd kennis te nemen van de contra -expertise van psychiater E. van Duijn van 22 november 2021 en de vraag te beantwoorden of deze contra-expertise aanleiding geeft tot wijzigingen in de medische verklaring.
A.H. Zegwaard heeft bij schrijven van 13 april 20222 de medische verklaring aangevuld. Daarin is onder meer opgenomen:
“Ten tijde van de onafhankelijke beoordeling d.d. 25-03-2022 was betr. zijn denken gedesorganiseerd en gevuld met grootheids-ideeën wat classificerend kan passen bij schizoaffectieve stoornis.
Voortvloeiende uit de psychotische klachten met ontbrekend ziekte-besef/-inzicht zijn er oordeel- en kritiekstoornissen. Betrokkene vertelt herhaaldelijk het niet nodig te vinden om aanvullende onderzoek te doen naar de ziekte van Huntington omdat hij deze ziekte niet heeft en sowieso geen (psychotische/lichamelijke) klachten heeft.
lk schat betr. ten tijde van het onderzoek d.d. 25-03-2022 op grond van voorgaande klachten als wilsonbekwaam in om zijn belangen adequaat af te wegen om te kunnen besluiten omtrent de nut en noodzaak van aanvullende onderzoek naar de ziekte van Huntington. Verzet tonen tegen aanvullend onderzoek kan niet pathologisch zijn omdat betrokkene ook het recht heeft om niet te weten dat hij deze ziekte heeft. Dwingen tot onderzoek kan ook schadelijk zijn voor betrokkene. Het kan zijn dat het verzet niet komt uit wilsonbekwaamheid of pathologie.
lk heb de contra-expertise d.d. 22-11-2021 van psychiater dr. E. van Duijn gelezen en daarin verklaart hij dat bij betr. het psychotische toestandsbeeld ihkv schizoaffectieve stoornis op de voorgrond staat. Dr. E. van Duijn adviseert om de richtlijn voor de behandeling van psychotische stoornissen te volgen. Ten tijde van de onafhankelijke beoordeling d.d. 25-03 2022 was er sprake van een psychotische toestandsbeeld wat kan passen ihkv schizoaffectieve stoornis met ontbrekend ziekte-inzicht/-besef en verzet tegen meewerken aan de behandeling (o.a. depot-medicatie). De aanvraag verlenging zorgmachtiging is m.i. doelmatig om de behandeling gericht op de (chronische) psychotische klachten te continueren om zo ernstig nadeel (teloorgang) af te wenden t.g.v. oordeel- en kritiekstoornis voortvloeiende uit desorganisatie en (chronische) psychotische denkbeelden.
In de contra-expertise d.d. 22-11-2021 noemt psychiater E. van Duijn dat er nog geen behandeling bestaat voor de ziekte van Huntington. Als onafhankelijke onderzoeker kan ik mij indenken dat gedwongen aanvullende onderzoek alleen van meerwaarde kan zijn als het een grote meerwaarde biedt t.a.v verandering van de begeleiding en woonvorm voor betrokkene om ook nadeel af te wenden wat mogelijk nu voortvloeit uit zijn huidige begeleiding en/of woonvorm. Als onafhankelijk onderzoeker kan ik de voortgaande en huidige (woon)situatie van betrokkene onvoldoende overzien om hier een uitspraak over te doen.
De ziekte van Huntington is een progressieve ziekte. Als er een evident klinisch beeld van de ziekte van Huntington ontstaat kan het mogelijk zijn dat een begeleiding en woonvorm voor de ziekte van Huntington meer passend is, mocht deze gespecialiseerde begeleiding en woonvorm (TOPAZ) ook inschatten meer te bieden te hebben dan de huidige (psychiatrische) begeleiding en woonvorm. Dan kan aanvullende onderzoek relevant zijn om deze zorg te realiseren. Een afweging kan zijn om opnieuw een second opinion te verrichten om het klinische beeld van betrokkene te beoordelen en dit in te schatten.”
Tijdens de mondelinge behandeling heeft deze psychiater nog benadrukt dat zij geen uitspraak kan doen over de wilsbekwaamheid ten aanzien van het verzet tegen aanvullend onderzoek naar Huntington. De belasting voor betrokkene van een onderzoek naar de ziekte van Huntington is vergelijkbaar met de onderzoeken de betrokkene nu ook ondergaat. Dit kan wel anders zijn als ook het genetische deel van het onderzoek zou moeten plaatsvinden. Dit zal voor betrokkene veel belastender zijn. Indien de diagnose ziekte van Huntington zou worden gesteld dan ziet de psychiater wel meerwaarde in de begeleiding binnen een gespecialiseerde kliniek.
Advocaat
Tijdens de mondelinge behandeling is namens betrokkene door de advocaat, naar voren gebracht dat betrokkene eigenlijk graag weer zelfstandig wil wonen, eventueel in Italië. Betrokkene wil niet meewerken aan een onderzoek naar Huntington omdat de uitslag daarvan bepalend kan zijn voor een opname en verblijf in een speciale Huntington kliniek en dat wil betrokkene beslist niet.
Met voorwaardelijke machtigingen en de dreiging van opname heeft betrokkene jarenlang goed gefunctioneerd. Hij hield zich redelijk aan de afspraken. Als er nu gesteld wordt dat het hard achteruit is gegaan met betrokkene dan ziet de advocaat dat niet onderbouwd.
Betrokkene
Betrokkene geeft aan erg graag weer in een eigen huis te willen wonen en benadrukt dat het verzoek om een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang (recent) is afgewezen. Verder was betrokkene tijdens de mondelinge behandeling niet voldoende bij machte om duidelijk antwoord te geven op gestelde vragen. Gevraagd naar de reden voor het weigeren van het onderzoek heeft betrokkene geantwoord dat hij geen Huntington heeft en zijn moeder het maar een heel klein beetje had en is overleden aan hartfalen. Meteen hierna is betrokkene een vrijwel niet te onderbreken relaas begonnen over zijn zakelijke talenten en huizen die hij heeft en gaat verhuren. Verder spreekt betrokkene in het Italiaans en laat foto’s op zijn telefoon zien, van huizen en villa’s die hij zegt te bezitten.
De psychiater van FACT
Volgens de psychiater van het FACT-team die hoofdbehandelaar is, heeft betrokkene geen woning meer omdat het RIBW heeft aangeven dat zij de zorg voor betrokkene niet langer kunnen leveren. Dit komt door de achteruitgang van de toestand van betrokkene. Bij de Westborg, waar betrokkene verbleef wordt veel gedoogd, maar het alcoholgebruik van betrokkene heeft geleid tot agressie incidenten. Uiteindelijk is betrokkenen gevlucht naar Italië, alwaar hij op straat heeft gezworven en niet in staat bleek zijn leven te organiseren. De eerste contactpersoon van betrokkene, die neuro-wetenschapper is, heeft inlichtingen over betrokkene gegeven waaruit blijkt dat ook zij aanwijzingen ziet voor de aanwezigheid van de ziekte van Huntington, een aandoening die in de familie van betrokkene voorkomt. Het onderzoek naar de ziekte van Huntington kan in twee delen uiteenvallen te weten een genetisch deel, waar de psychiater zich van kan voorstellen dat dit belastend is en betrokkene zich hiertegen verzet, en een ander deel, dat bestaat uit onderzoeken en testen die niet erg belastend zijn. Op dit moment is de verwachting dat met het niet genetische deel van het onderzoek voldoende duidelijkheid kan worden verkregen voor Topaz, de gespecialiseerde Huntingtonkliniek. Er is volgens deze psychiater geen twijfel over de achteruitgang van de toestand van betrokkene. Er zijn veel incidenten geweest bij het RIBW en de psychiater is er zelf getuige van geweest dat betrokkene met een stoel naar een personeelslid gooide.
De behandelend arts
De huidige behandelaar van betrokkene kan het oordeel van de FACT psychiater bevestigen. Het is volgens haar een trieste situatie omdat betrokkene nu, vanwege het vluchtgevaar, binnen moet blijven en weinig bewegingsvrijheid heeft. Deze situatie is ook uitzichtloos, omdat de huidige kliniek vooral gericht is op psychiatrische problematiek. Topaz biedt gespecialiseerde zorg aan en dat zou veel beter zijn voor het welbevinden van betrokkene.
De mentor
De mentor heeft aangeven dat hij het beste wil voor betrokkene en de huidige setting is voor betrokkene, die daar veel te goed voor is, niet geschikt. Omdat het geen optie meer is dat hij naar huis gaat is de mentor van mening dat betrokkene naar een plek moet verhuizen waar hij zich prettig voelt. De mentor staat achter het onderzoek naar de ziekte van Huntington omdat de uitslag daarvan kan bijdragen aan een goede plek.
De rechtbank
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum-, andere psychotische stoornissen en neurocognitieve stoornissen.
2.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang – dit alles voor betrokkene zelf - en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Uit hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door de psychiater van het FACT team naar voren is gebracht, hetgeen ook is bevestigd door de behandelaar, blijkt dat er ook agressie incidenten hebben plaatsgevonden, zodat er ook sprake is van een situatie waarbij de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, alsmede hetgeen ter zitting naar voren is gekomen acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk gedurende twaalf maanden:
  • toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam;
  • opnemen in een accommodatie.
2.5.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
2.7.
Evenwel, de rechtbank zal een beperking aanbrengen bij de vorm van verplichte zorg ‘het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’.
Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich wilsbekwaam verzet tegen een onderzoek naar de aanwezigheid van de ziekte van Huntington. De rechtbank begrijpt dat betrokkene zich beroept op het honoreren van zijn wensen en voorkeuren ten aanzien van deze verplichte vorm van zorg omdat er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 2:1 lid 6 Wvggz. Nu de rechtbank in het bovenstaande heeft vastgesteld dat er ook ernstig nadeel voor derden aanwezig kan zijn, te weten gevaar voor de veiligheid van personen of goederen, kan een beroep op deze bepaling niet slagen.
2.8
Daarnaast heeft betrokkenen zich beroepen op het recht om bepaalde inlichtingen niet te ontvangen zoals volgt uit artikel 7:449 BW. Vooropgesteld moet worden dat het recht om ‘niet te weten’ een principieel recht van een patiënt is, dat alleen opzij gezet kan worden wanneer het belang van de patiënt daarbij niet opweegt tegen het nadeel dat daaruit voortvloeit voor hemzelf of anderen.
De rechtbank is er echter niet van overtuigd geraakt dat betrokkene met zijn weigering mee te werken aan een onderzoek naar de aanwezigheid van de ziekte van Huntington, het oog heeft op het recht om dit niet te weten. Betrokkene wil vooral graag naar huis, wil niet blijven waar hij nu is en ook niet naar een andere meer gespecialiseerde kliniek. Een eventuele Huntington diagnose verhindert volgens betrokkene dat hij zelfstandig kan wonen, maar gezien de ernst van het huidige toestandsbeeld lijkt dat hoe dan ook niet (meer) mogelijk.
2.9.
Voldoende is komen vast te staan dat de behandelaars van betrokkene zich geconfronteerd zien met een patstelling. Zolang niet duidelijk is of betrokkene de ziekte van Huntington heeft, kan geen goede keuze worden gemaakt voor het vervolgtraject. Voorts is voldoende komen vast te staan dat een onderzoek, zolang dit zich beperkt tot het niet genetische deel, geen zware belasting voor betrokkene met zich meebrengt. Nu psychiater Zegwaard het oordeel van psychiater Sylvester, dat het genetische deel van het onderzoek door betrokkene als belastend kan worden ervaren, heeft bevestigd, zal op dit moment alleen een machtiging worden gegeven voor het onderzoek zonder het genetische gedeelte. Bij verplichte zorg in het kader van de Wvggz dient immers te worden voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, inhoudende dat moet worden gekozen voor de minst zware maatregel.
2.10.
De rechtbank zal dit onderdeel dan ook expliciet opnemen in de zorgmachtiging. De rechtbank hecht eraan nog het volgende op te merken.
Niet valt uit te sluiten dat wanneer de situatie zich wijzigt, dan wel wanneer in een later stadium genetisch onderzoek onontbeerlijk blijkt, een verzoek daartoe alsnog kan worden gedaan en kan worden gehonoreerd. Een Huntington diagnose betekent anderzijds weer niet dat een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang automatisch het gevolg zal zijn. Hierover dient immers een nadere procedure te worden gevolgd, waar nog steeds bestaande bezwaren van betrokkene opnieuw zullen worden gewogen.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats 1] , inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.4 genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat een (eventueel) onderzoek naar de ziekte van Huntington geen genetisch onderzoek mag inhouden;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 20 april 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 28 april 2022 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. L. van der Heijden, bijgestaan door D.S Strooper als griffier en op 10 mei 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.