Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin vermelde processtukken,
- de akte uitlating tevens vermeerdering van eis in reconventie van HEC,
- de akte uitlaten en antwoord op wijziging van eis in reconventie van OKSI, met producties,
- de akte uitlaten producties van HEC.
2.De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
- De samenwerking tussen partijen zag er op dat OKSI OK-Scores, analyses en toelichting verstrekte waarmee zij HEC adviseerde over de financiële gezondheid van bedrijven. Het ging daarbij zowel om bedrijven waarin de beleggingsfondsen van HEC al participeerden als bedrijven waarin de beleggingsfondsen zouden kunnen gaan participeren. Voor die advisering had OKSI recht op een vergoeding, die berekend werd aan de hand van een deel van de management fee waar HEC recht op had.
- Vast staat dat OKSI een aantal OK-Scores heeft verstrekt. Het exacte aantal is daarbij niet zo zeer relevant, omdat nergens in de stukken of stellingen van partijen een aanknopingspunt is te vinden dat de waarde voor HEC per OK-Score is uit te drukken.
- Vast staat ook dat een deel van de prestaties ontbrak, namelijk het leveren van ongevraagde adviezen en de kwalitatieve analyse bij (veel) OK-Scores. Het was met name Okkerse sr. die deze onderdelen verzorgde en dit is (nagenoeg) stilgevallen na zijn ziekte en aansluitend overlijden.
- Geen van partijen heeft een bruikbare waarderingsmaatstaf aangedragen om de waarde te bepalen en de rechtbank beschikt daar ook niet over. Het door OKSI ingebrachte rapport van Recht en Waarde is niet bruikbaar omdat dit ziet op de waarde van de fondsen en de in verband daarmee door HEC ontvangen managementvergoeding, wat geen parameter is voor de waarde die OK-Scores hadden voor HEC. Dat HEC en OKSI op basis hiervan de vergoeding berekende maakt dit niet anders.
- De wet bepaalt dat het om de werkelijke waarde gaat die de geleverde prestatie voor de ontvanger (HEC) heeft gehad. Daar zit naar zijn aard een subjectief element in (6:272 lid 2 BW).
- In de wet is bij het vaststellen van schade bepaald dat als de omvang van schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, de rechter deze kan schatten (artikel 6:97 BW). Alhoewel het bij 6:272 lid 2 BW niet gaat om schade, is het schatten wel een bruikbaar gezichtspunt bij het vaststellen van een waarde als deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zoals dat hier aan de orde is.
2018heeft HEC in totaal € 265.142,79 betaald. De helft hiervan krijgt zij terug (= €
132.571,40).
2019heeft HEC in totaal € 76.158,49 betaald (
Q1€ 38.025,66 en
Q2€ 38.132,83). De helft hiervan krijgt zij terug (=
€ 38.079,25). Daarnaast heeft HEC facturen over Q1 en Q2 van 2019 opgeschort voor in totaal € 47.068,53 (Q1 € 23.501,15 en Q2 € 23.567,38). Hiervan moet HEC de helft betalen (=
€ 23.534,27).
2019, Q3 en Q4tot datum ontbinding (8 oktober 2019) zijn nog geen facturen opgesteld. Voor die periode wordt uitgegaan van de bedragen die HEC bij productie 5 bij haar conclusie van antwoord heeft overgelegd. OKSI heeft andere bedragen geschat, maar na betwisting van HEC deze schatting niet onderbouwd zodat wordt uitgegaan van de bedragen van HEC. Voor Q3 gaat het om € 63.161,62, zodat HEC hiervan de helft moet betalen (=
€ 31.580,81).Voor geheel Q4 gaat het € 64.507,34, zodat het voor de periode van 1 tot 8 oktober 2019 gaat om 7/92 deel van € 64.507,34 = € 4.908,17, waarvan HEC de helft moet betalen (=
€ 2.454,08).
€ 113.081,49. Aldus zullen de vorderingen in conventie die zien op veroordeling van HEC tot betaling (II en III) worden afgewezen en de vordering in reconventie die ziet op veroordeling van OKSI tot betaling (I) worden toegewezen tot genoemd bedrag.