ECLI:NL:RBAMS:2022:2622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/13/692386 / FA RK 20-7264
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksvermogensrecht en schulden bij echtscheiding onder North Carolina recht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 18 mei 2022 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man, waarbij het huwelijksvermogensrecht van North Carolina van toepassing is. De rechtbank heeft eerder op 20 december 2021 het huwelijk ontbonden. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. de Falco, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.M.E. Schreinemacher, hebben een aantal verzoeken ingediend met betrekking tot de verdeling van hun vermogen en schulden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen gemeenschap van goederen is ontstaan door het huwelijk, aangezien het huwelijksvermogensrecht van North Carolina een scheiding van goederen kent. De vrouw heeft verzocht om de verdeling van verschillende bankrekeningen en inboedelgoederen. De rechtbank heeft de waarde van de te verdelen bankrekeningen vastgesteld op basis van de peildatum van 24 april 2020, en heeft bepaald dat de vrouw € 163,29 aan de man moet betalen. Wat betreft de inboedel is er overeenstemming bereikt over de toedeling van bepaalde goederen, waarbij de rechtbank heeft besloten dat de vrouw de meeste goederen krijgt, terwijl de kat aan de man wordt toegewezen.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om de man te veroordelen tot het vergoeden van een schuld die voortvloeit uit een eerdere veroordeling door de kantonrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schuld, aangezien zij beiden partij waren bij de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen en bepaald dat ieder van de partijen voor de helft draagplichtig is voor de schuld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/692386 / FA RK 20-7264 (LH/SV)
Beschikking d.d. 18 mei 2022
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R. de Falco, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. C.M.E. Schreinemacher, gevestigd te Amsterdam.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 18 augustus 2021;
1.2.
Bij beschikking van 18 augustus 2021 heeft de rechtbank de zaak aangehouden ten aanzien van de verdelingsverzoeken. Nadien is de procedure herhaaldelijk pro forma aangehouden, laatstelijk tot 21 maart 2022.
1.3.
Tot de stukken behoren:
- het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: IJI) van 6 december 2021;
- de akte van 14 februari 2022 van de zijde van de vrouw;
- de akte van 14 februari 2022 van de zijde van de man.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 18 augustus 2021.
2.2.
Voornoemde beschikking is op 20 december 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zodat het huwelijk op 20 december 2021 is ontbonden.
2.3.
Inhoud huwelijksvermogensrecht North Carolina
2.3.1.
Op het huwelijksvermogensregime van partijen is het recht van North Carolina van toepassing. De rechtbank heeft het IJI gevraagd om informatie betreffende de inhoud van dit recht. Uit het rapport van het IJI blijkt dat naar het recht van North Carolina door het huwelijk geen gemeenschap ontstaat en dat het wettelijk huwelijksvermogensstelsel behoort tot die van het “
common law´huwelijksvermogensregime. Het wettelijk huwelijksvermogensstelsel behelst een scheiding van goederen. Voor partijen bestaat echter de mogelijkheid om overeenkomsten met elkaar te sluiten aangaande hun vermogen. Het gaat daarbij om voorhuwelijkse overeenkomsten, overeenkomsten in het algemeen en overeenkomsten bij echtscheiding. Deze laatste overeenkomsten kunnen buiten een gerechtelijke procedure of tijdens een gerechtelijke procedure worden gesloten. De vrouw heeft gesteld dat partijen tijdens de mondelinge behandeling een overeenkomst in voornoemde zin hebben gesloten. De man heeft dit weersproken. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een overeenkomst ten aanzien van de verdeling.
2.3.2.
Ook al kent het huwelijksvermogensrecht van North Carolina een scheiding van goederen er bestaan wel bepalingen met betrekking tot de verdeling van het vermogen van de echtgenoten bij scheiding. Alleen het huwelijksvermogen (
marital property) en verdelingsvermogen (
divisible property) komen voor verdeling in aanmerking. Paragraaf 50.20 sub (b) van de
North Carolina General Statutes(hierna: NCGS) geeft een definitie van het huwelijksvermogen. Het gaat om alle roerende en onroerende zaken die door de echtgenoten alleen of gezamenlijk tijdens het huwelijk en voor de echtscheiding hun eigendom zijn, tenzij het afgescheiden vermogen (
separate property) of verdelingsvermogen betreft. Ook pensioens- en uitgestelde vergoedingsrechten zijn huwelijksvermogen. Er bestaat een weerlegbaar vermoeden dat al het vermogen na de datum van het huwelijk en voor de datum van de echtscheiding verkregen huwelijksvermogen is, tenzij het afgescheiden of verdelingsvermogen betreft. Ook wordt weerlegbaar vermoed dat onroerende zaken die na het huwelijk en voor de echtscheiding zijn verworven en een
tenancy by the entiretymet zich meebrengen. De
tenancy by the entiretyis een
common lawbegrip dat inhoud dat beiden een onverdeeld belang hebben in het vermogen dat daaronder valt.
Tot het afgescheiden vermogen behoren op grond van paragraaf 50.20 sub (b) onder (2) NCGS alle roerende en onroerende zaken die een van de echtgenoten voor het huwelijk heeft verworven of tijdens het huwelijk door erfenis of schenking heeft verkregen. Schenkingen tussen de echtgenoten zijn alleen afgescheiden vermogen wanneer dit expliciet is bepaald. Vermogen dat is verkregen in ruil voor afgescheiden vermogen blijft afgescheiden vermogen ongeacht op naam van welk echtgenoot, of beiden, de titel staat en wordt niet beschouwd als huwelijksvermogen tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Ook waardestijgingen van dit vermogen en inkomen daaruit blijft afgescheiden vermogen. Professionele en ondernemingslicenties die bij overdracht eindigen worden beschouwd als afgescheiden vermogen.
2.3.3.
Bij verdelingsvermogen gaat het om alle onroerende en roerende zaken bestaande uit:
- waardevermeerderingen of -verminderingen van het huwelijksvermogen en verdelingsvermogen van de echtgenoten na de datum van echtscheiding en voor de datum van de verdeling, behalve als de waardevermeerdering of -vermindering het gevolg is van acties en activiteiten van een echtgenoot na scheiding;
- al het vermogen, vermogensrechten, of een deel daarvan ontvangen na de datum van echtscheiding, maar voor de datum van verdeling dat is verkregen als gevolg van de inspanningen van een van de echtgenoten gedurende het huwelijk en voor de datum van echtscheiding, inclusief (maar niet beperkt tot) commissies, bonussen, en contractuele rechten;
- passief inkomen uit huwelijksvermogen ontvangen na de datum van echtscheiding, inclusief (maar niet beperkt tot) rente en dividend;
- passieve verhogingen en passieve verminderingen van het huwelijksvermogen en financieringskosten en rente gerelateerd aan huwelijkse schulden.
2.3.4.
In beginsel zal de verdeling naar gelijke delen plaatsvinden, tenzij de rechter een dergelijke verdeling onbillijk acht (paragraaf 50.20 sub (c) NCGS). In dat geval zal het vermogen
equitably, dus naar billijkheid, worden verdeeld. De rechter dient in een dergelijk geval met verschillende factoren rekening te houden welke in die bepaling zijn opgesomd. Nu tussen partijen niet in geschil is dat het huwelijksvermogen bij helfte moet worden verdeeld, is de rechtbank van oordeel dat de verdeling naar gelijke delen moet plaatsvinden.
2.4.
Verdeling
Waarderingsdatum
2.4.1.
Uit het rapport van het IJI blijkt dat als waarderingsdatum van het vermogen de datum van scheiding heeft te gelden. Dit betekent dat de te verdelen vermogen gewaardeerd moet worden naar de datum waarop het huwelijk is ontbonden te weten 20 december 2021. Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling echter overeengekomen dat voor de banksaldi 24 april 2020, de peildatum naar Nederlands recht, zal gelden zodat de rechtbank voor de te verdelen banksaldi van deze datum uit zal gaan.
Onderneming man
2.4.2.
Uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de vrouw ervan uitgaat dat de man op de waarderingsdatum geen onderneming meer had. De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat de vrouw haar verzoek om verdeling van enig ondernemingsvermogen aan de zijde van de man intrekt.
Bankrekeningen
2.4.3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen over de volgende bankrekeningen beschikken met een saldo per 23 april 2022:
a. een Amerikaanse spaarrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. de man € 0,-;
b. een Amerikaanse spaarrekening [rekeningnummer 2] t.n.v. de man € 0,-;
c. een Amerikaanse bankrekening [rekeningnummer 3] t.n.v. de man $ 25,- (€ 23,10);
d. een Amerikaanse bankrekening [rekeningnummer 4] t.n.v. de man $ 263,- (€ 242,99)
e. de bankrekening [rekeningnummer 5] t.n.v. de man € 98,53;
f. de bankrekening [rekeningnummer 6] t.n.v. de vrouw € 691,19;
g. de bankrekening [rekeningnummer 7] t.n.v. de vrouw € 0,-.
2.4.4.
De vrouw heeft verzocht de bankrekeningen a t/m e aan de man toe te delen en de bankrekeningen f en g aan de vrouw toe te delen. Nu er op grond van het huwelijksvermogensrecht van North Carolina geen gemeenschap is ontstaan, wijst de rechtbank dit verzoek af. Wel dienen partijen de banksaldi te verdelen met elkaar. De rechtbank heeft de dollarrekeningen omgerekend naar € tegen de op 23 april 2020 geldende wisselkoers 1 € = $ 1,0748. De man had dan in totaal een saldo van € 364,62 en de vrouw had een saldo van € 691,19. De vrouw dient de man een bedrag te betalen van € 163,29.
Inboedel
2.4.5.
De vrouw heeft verzocht van de overgelegde inboedellijst aan haar toe te delen het tempur matras, het bed frame, de televisiestandaard, de bakfiets, het kinderdressoir, de AppleWatch, de twee Ipads van de kinderen, 2 van de 5 opbergers van de kinderen, 1 van de 2 garderobes, 2 van de vier vloerkleden (de ronde uit de kamer van de kinderen en het kleed uit de woonkamer). 1 van de twee persoonlijke fietsen (de zwarte Cortina U4) en de kat.
2.4.6.
De man heeft verweer gevoerd. De man wil het matras en de tv standaard toegedeeld krijgen. De fietsen zijn al bij de vrouw, net als de Ipads van de kinderen. De man stemt in met toedeling van het kinderdressoir, twee van de kinderopbergers en de garderobe. De vloerkleden mag de vrouw ook hebben, maar volgens de man is de blauwe uit de kinderkamer er niet meer. Ook de AppleWatch is er volgens de man niet meer.
De man heeft verzocht de kat aan hem toe te delen.
2.4.7.
De rechtbank overweegt dat partijen tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming hebben bereikt over de kat. De kat zal aan de man worden toegedeeld. In plaats van de kat, krijgt de vrouw dan de bank toegedeeld. Er is dan nog een verschil van mening over de verdeling van de tv standaard en het matras. De rechtbank zal het matras aan de vrouw toedelen, omdat zij ook het bijbehorend bed frame toegedeeld krijgt. De tv standaard zal aan de man worden toegedeeld. Volgens de man zijn het blauwe kleed en de AppleWatch verloren gegaan tijdens de verhuizing. De vrouw heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank deze goederen buiten de verdeling laat.
2.4.8.
De rechtbank zal de overgelegde inboedellijst aan deze beschikking hechten en bepalen dat aan de vrouw worden toegedeeld de goederen vermeld onder nummers, 1, 2, 4, 5, 7, 8 (2 opbergers), 9, 10 (1 kleed uit de woonkamer) en 11 (zwarte fiets Cortina U4). De overige op deze lijst vermelde goederen worden aan de man toegedeeld.
Schulden
2.4.9.
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen aan haar alle bedragen die zij als gevolg van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020 in de zaak met zaaknummer 8274034 CV EXPL 20-1150 aan ASR Dutch Core Residential Custodian BV moet betalen te vergoeden, binnen 7 dagen nadat de vrouw aan de man een bewijs van betaling heeft verzonden. De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat deze schuld door toedoen van de man is ontstaan, omdat hij maandenlang de huur niet heeft betaald. Ook heeft de man, aldus de vrouw, verzuimd de verhuurder te informeren dat het appartement leeg stond en opnieuw verhuurd kon worden. Gelet op de handelwijze van de man dient afgeweken te worden van de gebruikelijke draagplicht en dient de man als enige aansprakelijk te worden gesteld voor deze schuld.
2.4.10.
De man heeft zich verweerd. De man heeft gesteld dat beide partijen hoofdelijk door de rechtbank zijn veroordeeld tot het betalen van de verschuldigde huurpenningen. De veroordeling ziet grotendeels ook op de periode dat partijen samen in de woning woonden. Beide partijen waren verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Indien de vrouw vindt dat alleen de man aansprakelijk is, had zij dat verweer moeten voeren in procedure bij de kantonrechter.
2.4.11.
De rechtbank overweegt dat het huwelijksvermogensrecht van North Carolina geen gemeenschap kent en tot het huwelijksvermogen behoren geen schulden blijkens de onder 2.3.2. omschreven definitie. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de vrouw zal beoordelen aan de hand van artikel 6:6 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Uit artikel 6:6 lid 1 BW volgt dat wanneer een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij ieder voor een gelijk deel verbonden zijn, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn.
Dit betekent dat nu beide partijen partij waren bij de huurovereenkomst waarop de veroordeling van het vonnis ziet, beide partijen draagplichtig zijn voor de helft van deze schuld. De vrouw heeft niet gesteld dat zij meer dan de helft van deze schuld al voor haar rekening heeft genomen en op die grond een vordering heeft op de man. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen en bepalen dat ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van de schuld.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de vrouw in het kader van de verdeling van de banksaldi € 163,29 aan de man dient te voldoen;
3.2.
deelt van de inboedel vermeld op de aan deze beschikking gehechte lijst de nummers, 1, 2, 4, 5, 7, 8 (2 opbergers), 9, 10 (1 kleed uit de woonkamer) en 11 (zwarte fiets Cortina U4) toe aan de vrouw en overige inboedelgoederen en de kat toe aan de man;
3.3.
bepaalt dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de schuld waartoe partijen zijn veroordeeld door de kantonrechter bij vonnis van 5 maart 2020 met zaaknummer 8274034 CV EXPL 20-1158;
3.4.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 18 mei 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.