In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Handel- en Beleggingsmaatschappij Batavia B.V. (eiseres) en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurt. De huurovereenkomst dateert van 14 maart 1991 en bevat bepalingen over de betaling van een meerpremie voor brandverzekering. Batavia vordert betaling van een bedrag van € 6.139,21 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente, omdat de gedaagde de meerpremie voor de brandverzekering niet heeft betaald. De gedaagde voert verweer en stelt dat de doorberekening van de meerpremie in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, aangezien de premie in de afgelopen jaren aanzienlijk is gestegen.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De huurovereenkomst bevat bepalingen die de gedaagde verplichten om de meerpremie te betalen, maar de kantonrechter oordeelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid toe te passen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de gedaagde niet de volledige meerpremie dient te betalen, maar dat een verdeling van de meerpremie bij helfte in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid is. Dit leidt tot een toewijzing van € 3.069,60 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de datum van dagvaarding.
De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 mei 2022 door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.