ECLI:NL:RBAMS:2022:2718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
C/13/670921 / FA RK 19-5030
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de vader

Op 18 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats, hierna te noemen de man, die vervangende toestemming vroeg voor de erkenning van zijn minderjarige kind. De man werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.S. Bodha. De verwerende partijen waren de moeder van het kind, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Mungroop, en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI). De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken als belanghebbende in deze procedure.

De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en rapporten, waaronder een advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2022 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de vader, de moeder, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Raad en de GI. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader de verwekker is van het kind en dat er geen bezwaar is tegen de erkenning van het kind. De Raad heeft aangegeven dat het in het belang van het kind is om de familierechtelijke relatie vast te stellen.

De rechtbank heeft de vader toestemming verleend om zijn kind te erkennen, met inachtneming van de belangen van het kind en de betrokken partijen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de GI een stappenplan moet opstellen om de omgang tussen de vader en het kind te bevorderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van der Heijden, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. van der Drift, griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/670921 / FA RK 19-5030 (LH/ ID)
Beschikking van 18 mei 2022 betreffende vervangende toestemming tot erkenning
in de zaak van:
[verzoeker],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verzoekende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.S. Bodha te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
advocaat mr. M. Mungroop te Amsterdam en
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Mr. [curator],
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in haar haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende

1.De verdere procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikking van de rechtbank van 21 april 2021 waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het door de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam op 16 september 2021 uitgebrachte rapport met advies;
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2022.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- mevrouw [naam 1] namens de Raad;
- mevrouw [naam 2] namens de GI.
1.4.
De GI heeft, zoals afgesproken, na de mondelinge behandeling nog een stappenplan ten aanzien van de omgang toegezonden. Ter griffie is op 14 april 2022 ingekomen de brief van de GI.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de beschikking van 21 april 2021 heeft de rechtbank de Raad gevraagd om advies uit te brengen ten aanzien van de erkenning en de omgangsregeling. Iedere verdere beslissing is pro forma aangehouden, laatstelijk tot september 2021.
2.2.
De Raad heeft aangeven geen bezwaar te hebben tegen de erkenning van [minderjarige] . De heer [verzoeker] is de vader van [minderjarige] en [minderjarige] weet dit ook. Het is in het belang van [minderjarige] om die familierechtelijke betrekking vast te stellen. De Raad onthoudt zich van een advies ten aanzien van de omgang. Volgens de Raad is het echter van groot belang dat het contact met de vader blijft zoals deze nu is en dat bij de opbouw van het contact de ontwikkeling van [minderjarige] hierin leidend is. Volgens de Raad heeft Pluryn goed de aandacht voor het belang van de rol van de vader in het leven van [minderjarige] . Het is aan de voogd om te ontdekken welke mogelijkheden er zijn. Het is belangrijk dat zij [minderjarige] blijven stimuleren in zijn identiteitsontwikkeling en ten aanzien van de omgang blijven bekijken wat voor [minderjarige] passend is. Het is van belang dat de vader moet de hoogte wordt gehouden over de stappen en ontwikkelingen van [minderjarige] .
2.3.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat het goed gaat met [minderjarige] . De cadeautjes van de vader worden door hem ontvangen en hij draagt de spullen met trots, maar het lukt [minderjarige] nog niet om een kaartje naar zijn vader terug te sturen. Dit alles is echter wel een stap in de goede richting. De erkenning is voor [minderjarige] heel abstract maar de GI verwacht geen enorme problemen bij het toekennen dit verzoek.
2.4.
De bijzondere curator heeft tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat zij, nu zij ter mondelinge behandeling vanuit de GI heeft vernomen dat er een kleine positieve ontwikkeling bij [minderjarige] is ten aanzien van de vader, haar advies wijzigt en adviseert om de erkenning toe te staan.
2.5.
De vader heeft aangeven dat hij de erkenning van [minderjarige] belangrijk vindt, zodat [minderjarige] weet waar hij vandaan komt en dat zijn familie weet dat [minderjarige] er bij hoort. De vader respecteert de grenzen die er zijn gesteld voor het contact met [minderjarige] . Hij houdt zich aan de afspraken omdat hij het goed wil doen voor [minderjarige] . De vader is echter niet tevreden met hoe het contact loopt met de GI. Hij stelt dat hij door de GI niet op de hoogte wordt gehouden over hoe het met [minderjarige] gaat. De vader stelt dat hij aan alles meewerkt wat de GI van hem vraagt maar dat het vaak gebeurt dat de vader niet wordt teruggebeld of dat er niet op zijn berichten wordt gereageerd en dat geeft hem een machteloos gevoel en frustreert hem. De vader wenst dan ook beter geïnformeerd te worden door de GI. De vader stelt dat hij al jaren hoort dat hij moet wachten tot dat [minderjarige] er klaar voor is om het contact met de vader op te bouwen. Volgens de vader moet er nu een duidelijk plan van aanpak van de GI komen over hoe de komende tijd aan het contact tussen hem en [minderjarige] kan worden gewerkt. Er moet op korte termijn duidelijkheid komen over hoe de omgang vormgegeven gaat worden.
2.6.
De moeder stelt dat [minderjarige] de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij stelt dat [minderjarige] meer vragen durft te stellen en dat hij aan haar heeft aangeven dat hij instemt met de erkenning maar wel graag zijn achternaam wil behouden. Wat betreft de erkenning refereert de vrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de moeder heeft [minderjarige] aan haar aangeven dat hij geen contact wil met zijn vader omdat hij niet weet hoe hij met hem moet communiceren. Dit komt volgens haar vooral door het taalprobleem. De vader spreekt Engels en [minderjarige] niet. De moeder kan zich vinden in het rapport van de Raad ten aanzien van de omgang, zij is eveneens van oordeel dat de omgang tussen [minderjarige] en de vader in het tempo van [minderjarige] moet worden opgebouwd.
2.7.
Naar artikel 1:204 lid 3 BW kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, kan op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon:
a. de verwekker van het kind is; of
b. de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
2.8.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de erkenning als volgt. Vast staat dat de vader de verwekker is van [minderjarige] . Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de erkenning. Daarnaast stelt de moeder de erkenning met [minderjarige] te hebben besproken en zou [minderjarige] aan haar hebben aangeven dat hij geen bezwaar meer heeft tegen de erkenning. De Raad maakt geen bezwaar tegen de erkenning en acht de erkenning juist in het belang van [minderjarige] . Daarnaast heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat zij geen enorme problemen verwachten bij [minderjarige] indien het verzoek van de vader wordt toegewezen. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de erkenning van de vader van [minderjarige] eveneens in zijn belang en zal de vader vervangende toestemming verlenen om [minderjarige] te erkennen.
2.9.
De vader verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de GI een bezoekregeling tussen hem en [minderjarige] zal opstarten. Tijdens de mondelinge behandeling is er gesproken over de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Vanuit de hulpverlening blijkt dat het contact met de vader voor [minderjarige] nog steeds lastig is. Er is een beperkte ontwikkeling bij [minderjarige] ten aanzien van het contact met de vader. Dit geeft een ingang om met [minderjarige] voorzichtig in gesprek te gaan over de vader en dit geeft mogelijk een ingang voor het contact tussen [minderjarige] en de vader. Zowel de Raad als de GI hebben duidelijk aangeven dat [minderjarige] hierin leidend is, waardoor het vastleggen van een omgangsregeling naar het oordeel van de rechtbank nu niet in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank begrijpt dat dit voor de vader moeilijk is en veel geduld van hem vraagt. Tijdens de mondelinge behandeling is daarom besloten dat de GI een stappenplan maakt om actief te kijken naar de mogelijkheden van [minderjarige] in het contact met de vader. Op 14 april 2022 heeft de rechtbank het stappenplan van de GI ontvangen. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op het stappenplan van de GI te reageren. De rechtbank heeft echter van zowel de moeder als van de vader geen reactie ontvangen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat dit stappenplan wordt gevolgd. Het is belangrijk dat de GI het contact blijft stimuleren en steeds blijft zoeken naar de mogelijkheden bij [minderjarige] . De GI dient de vader daarbij op de hoogte te houden over de stappen en ontwikkelingen van [minderjarige] .

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
geeft de vader toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek om
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
te erkennen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Drift, griffier, op 18 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).