ECLI:NL:RBAMS:2022:2729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
9522350 \ CV EXPL 21-15600
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voormalige bestuurder voor niet-inbare vordering na cessie aan factoringmaatschappij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Voldaan Factoring B.V. en de gedaagden, waaronder de voormalige bestuurder van een andere BV. Voldaan vorderde betaling van een bedrag van € 18.845,75 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat zij een vordering op De Zwart Services B.V. had gekocht van de gedaagde BV, maar deze vordering niet kon innen. De voormalige bestuurder, [gedaagde 2], werd aangesproken op basis van zijn rol als ondertekenaar van de cessieovereenkomst en zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Voldaan niet heeft kunnen bewijzen dat [gedaagde 2] na de overdracht van de aandelen in de gedaagde BV nog betrokken was bij de bedrijfsvoering of de vordering. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tegen [gedaagde 2] niet toewijsbaar was, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij betrokken was bij de verkoop van de vordering aan Voldaan. De rechtbank wees de vordering tegen [gedaagde 2] af en veroordeelde Voldaan in de proceskosten van [gedaagde 2].

Tegenover de gedaagde BV werd de vordering wel toegewezen, omdat deze niet was verschenen en de vordering niet ongegrond of onrechtmatig werd geacht. De rechtbank heeft de gedaagde BV veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9522350 \ CV EXPL 21-15600
Uitspraak: 8 april 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLDAAN FACTORING B.V.,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.J. Bergkotte,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,

2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.K. Tuithof
Partijen worden hierna aangeduid als Voldaan, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en gedaagden gezamenlijk [gedaagden] .
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 2] , met producties,
  • producties 11 tot en met 14 aan de zijde van Voldaan,
  • ingevolge het tussenvonnis van 17 januari 2022, heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt, die zich bij de stukken bevinden.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Voldaan is een factoringmaatschappij voor het midden- en kleinbedrijf.
1.2.
Op 1 oktober 2019 hebben Voldaan en [gedaagde 1] een cessieovereenkomst gesloten op grond waarvan Voldaan vorderingen van [gedaagde 1] koopt. [gedaagde 2] , destijds enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] , heeft deze overeenkomst namens [gedaagde 1] ondertekend. In de algemene voorwaarden is voor zover van belang het volgende opgenomen:
‘4. AAN WELKE EISEN MOET DE VORDERING VOLDOEN?
4.1.
Een vordering is het recht op betaling. U heeft dat recht, omdat u voor iemand werk heeft uitgevoerd of omdat u iets aan iemand heeft geleverd. U heeft
vorderingen bij uw klant of klanten. En wij nemen die vordering van u over. We stellen de volgende eisen aan de vorderingen: (…)
d) Uw klant weet dat de vordering bestaat.
e) Uw klant heeft de vordering nog niet betaald. Ook niet een deel ervan.
f) Uw klant moet de vordering kunnen betalen (…)
11. DE VORDERING TERUGKOPEN
11.1.
Soms moet u een of meer vorderingen van ons terugkopen. We noemen dat ook retrocessie. Dit moet in deze situaties:
- U stopt de koopovereenkomst.
- Wij stoppen de koopovereenkomst vanwege een gewichtige reden of omdat u zich niet houdt aan de regels van de garantie. (…)
11.2.
U betaalt ons dan het bruto factuurbedrag van de vorderingen die de klanten nog niet hebben betaald. Of nog niet helemaal hebben betaald (…)
13. WELKE GARANTIES GEEFT U ONS?
13.1.
U bent verantwoordelijk voor de juridische status van de vordering die wij van u kopen. U garandeert dat u bevoegd bent deze vorderingen over te dragen aan
ons.
13.2.
U garandeert dat de vorderingen bestaan, onvoorwaardelijk, onbezwaard en overdraagbaar zijn. Voor zover u weet, zijn de vorderingen inbaar. Andere partijen
hebben of krijgen geen rechten op deze vorderingen.
13.3.
U garandeert dat alle informatie die u ons geeft juist is en volledig is.
13.4.
Doet u niet wat u ons garandeert? Dan mogen wij van u eisen dat u de vorderingen meteen terugkoopt. U betaalt ons dan het bruto factuurbedrag. (…)’
1.3.
Bij e-mail van 30 september 2020 heeft [naam] (hierna: [naam] ) voor zover van belang het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:
‘Geachte meneer [gedaagde 2] ,
Wij zijn erg geïnteresseerd in 2 bedrijven van u, [naam bedrijf] en [gedaagde 1]
. De reden hiervoor is dat wij graag een bemiddelingsbureau willen opstarten en uw firma naam slaat daarin goed aan. Wij zijn bereid om 500 euro te betalen plus de notariskosten over te nemen.
Bent u daarin geïnteresseerd?
Wij horen graag van u.’
1.4.
Dezelfde dag heeft [gedaagde 2] deze e-mail beantwoord en het volgende aan [naam] bericht:
‘wat leuk !!!
ja daar ben ik zeker in geïnteresseerd.
maar je moet wel vooraf weten dat er nog wat openstaande schulden staan op
beide BVs
ga je daar wel mee akkoord?’
1.5.
Later die dag heeft [naam] het volgende aan [gedaagde 2] geschreven:
‘Ja wij gaan akkoord met alle lasten die uw firma met zich mee draagt.
Wij nemen alles compleet over inclusief de alle lopende zaken.
Wij kijken er erg naar uit om dit in gang te zetten.
Ik zal maandag contact opnemen met de notaris om een afspraak in te plannen, u hoort van mij.’
1.6.
Bij e-mail van 1 oktober 2020 heeft [gedaagde 2] – voor zover van belang – het volgende aan [naam] geschreven:
‘als u interesse heeft kunt u [naam bv] BV ook overnemen zodat u boven de 2 werk BVs, ook een holding heeft die perfect aansluit.’
1.7.
Dezelfde dag heef [naam] deze e-mail beantwoord en het volgende aan [gedaagde 2] geschreven:
‘Ja dat is prima en komt goed uit. Scheelt in de overname kosten.
Ik zal een afspraak inplannen met de notaris.’
1.8.
Op 19 oktober 2020 zijn de aandelen van [gedaagde 1] en [naam bv] B.V. overgedragen aan [naam] .
1.9.
Op enig moment is namens [gedaagde 1] een factuur van 16 april 2021 ter hoogte van € 18.845,75 aan De Zwart Services B.V. (hierna: De Zwart) ingevoerd in het portaal van Voldaan. In het portaal is ook een overeenkomst tussen [gedaagde 1] en De Zwart en een e-mail van [gedaagde 1] waarin zij De Zwart verzoekt eerdergenoemde factuur aan Voldaan te betalen, toegevoegd.
1.10.
Op 3 mei 2021 heeft Voldaan de koopprijs van de voornoemde factuur ter hoogte van € 17.933,62 aan [gedaagde 1] betaald.
1.11.
Voldaan heeft de vordering niet bij De Zwart kunnen incasseren.

2.Vordering en verweer

2.1.
Voldaan vordert – samengevat – dat [gedaagden] hoofdelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 18.845,75 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 16 mei 2021;
b. € 963,46 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met rente,
c. de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
Voldaan stelt – kort weergegeven – dat zij een vordering van [gedaagde 1] op De Zwart heeft gekocht. Deze vordering heeft Voldaan niet kunnen innen. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde 1] dan ook gehouden het gehele factuurbedrag ter hoogte van € 18.845,75 aan Voldaan terug te betalen. [gedaagde 2] kan eveneens hoofdelijk worden aangesproken tot terugbetaling van dit bedrag. [gedaagde 2] heeft als bestuurder van [gedaagde 1] de cessieovereenkomst ondertekend, is betrokken geweest bij de totstandkoming van de vordering op De Zwart en het verkopen daarvan aan Voldaan, terwijl hij moet hebben geweten dat de debiteur niet zou betalen. Verder heeft [gedaagde 2] nimmer adequaat gereageerd op de verzoeken van Voldaan. [gedaagde 2] kan dan ook een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, hetgeen een schadevergoedingsplicht met zich meebrengt, aldus Voldaan.
2.3.
[gedaagde 2] voert verweer tegen de vordering. Hij stelt dat hij niet kan worden gehouden om de openstaande factuur aan Voldaan te voldoen, omdat hij sinds 19 oktober 2020 geen enkele bemoeienissen met [gedaagde 1] heeft gehad.

3.Beoordeling

De vordering tegen [gedaagde 1]
3.1.
Mr. Tuithof heeft zich bij e-mail van 8 november 2021 aanvankelijk gesteld voor [gedaagde 2] en [gedaagde 1] . Mr. Tuithof heeft echter enkel namens [gedaagde 2] een conclusie van antwoord ingediend en op zitting herhaald dat hij enkel optreedt als gemachtigde van [gedaagde 2] . Nu er namens [gedaagde 1] geen verweer is gevoerd en niemand namens [gedaagde 1] ter zitting is verschenen, moet zij worden aangemerkt als niet verschenen. Op grond van artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt dit vonnis ook als vonnis op tegenspraak jegens de niet verschenen gedaagde, [gedaagde 1] .
3.2.
Het jegens [gedaagde 1] gevorderde komt niet ongegrond of onrechtmatig voor en komt voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de gevorderde ingangsdatum en de wettelijke handelsrente, nu dit de rechtbank niet ongegrond en onrechtmatig voorkomt. Dat betekent dat zal worden toegewezen een bedrag van
€ 18.845,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag van volledige voldoening.
De vordering tegen [gedaagde 2]
3.3.
De vraag staat centraal of [gedaagde 2] op enig manier betrokken is bij de vordering van [gedaagde 1] op De Zwart en het overdragen daarvan aan Voldaan en om die reden eveneens gehouden kan worden tot betaling van € 18.845,75. Voldaan stelt dat dit het geval is en heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde 2] op 12 januari 2021 een overeenkomst van opdracht met De Zwart heeft getekend die ten grondslag ligt aan de verkochte vordering. Verder heeft zij aangevoerd dat [gedaagde 2] op 27 april 2021 per e-mail De Zwart heeft verzocht om de factuur aan Voldaan te betalen en dat [gedaagde 2] deze e-mail en de voornoemde overeenkomst met zijn account in het portaal van Voldaan heeft geüpload.
3.4.
[gedaagde 2] betwist dat hij na 19 oktober 2020 – de datum waarop hij de aandelen in [gedaagde 1] heeft overgedragen – nog enige bemoeienis heeft gehad met de BV. [gedaagde 2] betoogt dat hij [gedaagde 1] inclusief het bijbehorende e-mailadres aan [naam] heeft overgedragen en betwist dat hij de overeenkomst met De Zwart heeft ondertekend en na 19 oktober 2020 bestanden in het portaal van Voldaan heeft geüpload.
3.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv dient Voldaan, als degene die zich beroept op de gevolgen van de stelling dat [gedaagde 2] betrokken is bij de totstandkoming van de vordering van [gedaagde 1] op De Zwart en het verkopen van die vordering aan Voldaan, voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit dat kan volgen en die feiten en omstandigheden zo nodig te bewijzen.
3.6.
Voor zover Voldaan heeft betoogd dat [gedaagde 2] na 19 oktober 2020 namens [gedaagde 1] een e-mail heeft gestuurd aan De Zwart met de mededeling dat een tweetal facturen aan Voldaan moet worden betaald, geldt het volgende. Dat [gedaagde 2] bij de overdracht van [gedaagde 1] ook het bijbehorende e-mailadres aan de koper heeft overgedragen, zoals hij stelt, is aannemelijk en dit is ook niet gemotiveerd betwist, zodat hiervan uit wordt gegaan. De enkele omstandigheid dat vanuit het e-mailadres van [gedaagde 1] een e-mail is gestuurd met daaronder de naam van [gedaagde 2] , is mede gelet op de stelling van [gedaagde 2] dat hij ook het e-mailadres had overgedragen onvoldoende om te concluderen dat deze e-mail ook daadwerkelijk door [gedaagde 2] is verstuurd.
Zoals door [gedaagde 2] is aangevoerd kan deze e-mail kan ook door iemand anders zijn opgesteld en verstuurd. De naam van [gedaagde 2] onder de e-mail van 19 oktober 2020 kan dan ook niet zonder meer tot de conclusie leiden dat [gedaagde 2] betrokken is geweest bij de totstandkoming van de vordering van [gedaagde 1] op De Zwart en het verkopen van die vordering aan Voldaan.
3.7.
Bij de overname van een BV moeten in beginsel alle rechten aan plichten worden overgedragen. De overeenkomst met Voldaan en de daarbij behoren de inloggegevens van het portaal behoren daar in beginsel ook toe. De stelling van Voldaan dat [gedaagde 2] de inloggegevens van het portaal niet mocht overdragen aan de koper, kan dan ook niet worden gevolgd. Dus kan ook niet worden gezegd dat als met het account van [gedaagde 1] na 19 oktober 2020 bestanden zijn geüpload in het portaal van Voldaan, [gedaagde 2] daarvoor verantwoordelijk is.
3.8.
Tot slot heeft Voldaan gesteld dat [gedaagde 2] de overeenkomst tussen [gedaagde 1] en De Zwart heeft ondertekend en dat daaruit blijkt dat [gedaagde 2] betrokken is geweest bij de totstandkoming van de vordering op De Zwart en het verkopen daarvan aan Voldaan. Op grond van artikel 159 lid 2 Rv levert een onderhandse akte (zoals het de overeenkomst tussen [gedaagde 1] en De Zwart) waarvan de ondertekening door de partij tegen welke zij dwingend bewijs zou opleveren stellig wordt ontkend, geen bewijs op zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Dit betekent dat Voldaan, die de overeenkomst als bewijs inroept tegen [gedaagde 2] , moet bewijzen dat de handtekening wel van [gedaagde 2] is.
3.9.
De benoeming van een handschriftdeskundige teneinde de echtheid van de handtekening van [gedaagde 2] te onderzoeken heeft in dit geval geen zin. Een handschriftdeskundige zal voor zijn onderzoek over de originele overeenkomst dienen te beschikken, aangezien een handschriftdeskundige zonder het origineel geen uitspraak kan doen over de echtheid van een handtekening, dit mede omdat bij gebreke aan een origineel nooit kan worden uitgesloten dat de kopie niet overeenstemt met het origineel, maar dat bijvoorbeeld een handtekening uit een ander document is ‘ingeplakt’. Voldaan beschikt niet over het origineel. Nu Voldaan niet heeft aangeboden op een andere wijze bewijs te willen leveren, zal Voldaan niet worden toegelaten tot het leveren van bewijst. Er is dan ook niet komen vast te staan dat de handtekening onder de overeenkomst met De Zwart van [gedaagde 2] is.
3.10.
Voldaan heeft zich ook nog beroepen op telefonisch contact met [gedaagde 2] . [gedaagde 2] ontkent echter dat hij degene is geweest met wie de gestelde telefoongesprekken gevoerd zijn en Voldaan heeft geen feiten te bewijzen aangeboden waaruit dat afgeleid kan worden. De gestelde telefoongesprekken kunnen dan ook geen rol spelen.
3.11.
Op grond van het voorgaande is niet vast komen te staan dat [gedaagde 2] op enige manier betrokken is bij de totstandkoming van de vordering op De Zwart en het verkopen daarvan aan Voldaan. Het standpunt van Voldaan dat [gedaagde 2] niet adequaat heeft gereageerd op haar e-mail kan er evenmin toe leiden dat de vordering jegens [gedaagde 2] toewijsbaar is, omdat [gedaagde 2] op dat moment al langere tijd geen eigenaar meer was van [gedaagde 1] . Het voorgaande leidt ertoe dat dat de vordering van Voldaan jegens [gedaagde 2] zal worden afgewezen. De rechtbank is het met Voldaan eens dat de gang van zaken rond de verkoop van [gedaagde 1] , zoals weergeven 1.3 tot en met 1.7, vragen oproept. Dat is echter onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde 2] betrokken is bij de totstandkoming van de vordering op De Zwart en/of het verkopen van die vordering aan Voldaan.
proceskosten [gedaagde 2]
3.12.
Voldaan zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden veroordeeld. [gedaagde 2] heeft zich bij conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat Voldaan moet worden veroordeeld in de volledige proceskosten, nu Voldaan misbruik van haar procesrecht heeft gemaakt door een vordering te trachten te incasseren waarvan zij wist dat deze niet bij [gedaagde 2] te innen viel.
3.13.
De kantonrechter stelt voorop dat het procesrecht voorziet in de bevoegdheid geschillen ter beslechting aan de rechter voor te leggen in het kader van een procedure. Gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat besloten ligt in het in artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) verankerde recht op een eerlijk proces, past terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een procedure te voeren is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
3.14.
Het oordeel dat de vordering van Voldaan jegens [gedaagde 2] moet worden afgewezen, brengt niet zonder meer mee dat hij zijn bevoegdheid in deze procedure heeft misbruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat deze vordering van Voldaan evident ongegrond was. Dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde 2] bij de bij de totstandkoming van de vordering op De Zwart en het verkopen daarvan aan Voldaan betrokken was, betekent immers allerminst dat nu ook vast staat dat hij er niet bij betrokken was. De gestelde omstandigheden wijzen wel op mogelijke betrokkenheid, maar zijn al met al onvoldoende om te kunnen constateren dat het alleen [gedaagde 2] en niet iemand anders geweest kan zijn, die de vordering op De Zwart heeft verkocht aan Voldaan.
Door het instellen van de vordering jegens [gedaagde 2] is dan ook geen misbruik van procesrecht gemaakt. Hieruit volgt dat [gedaagde 2] geen aanspraak heeft op vergoeding van haar volledige proceskosten, maar op vergoeding aan de hand van het liquidatietarief.
3.15.
De proceskosten van [gedaagde 2] worden begroot op € 746 aan salaris advocaat (2 punten × tarief € 373).
3.16.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
proceskosten [gedaagde 1]
3.17.
Voldaan maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Voldaan voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.18.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Voldaan worden begroot op:
- dagvaarding € 105,16
- griffierecht € 1.013,00
- salaris advocaat €
373,00(1 punt × tarief € 373,00)
Totaal € 1.491,16
3.19.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
[gedaagde 2]
I. wijst de vorderingen af,
II. veroordeelt Voldaan in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 746,
III. veroordeelt Voldaan in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagde 2] ontstane nakosten, begroot op € 124 aan salaris advocaat, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
IV. verklaart de kostenveroordeling onder II. en III. uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde 1]
V. veroordeelt [gedaagde 1] om aan Voldaan te betalen een bedrag van € 18.845,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 16 mei 2021 tot de dag van volledige betaling,
VI. veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Voldaan van € 963,46 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van voldoening,
VII. veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van Voldaan tot op heden begroot op € 1.491,16 inclusief eventueel verschuldigde btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
VIII. veroordeelt [gedaagde 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124 salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IX. verklaart de kostenveroordeling onder V., VI., VII. en VIII. uitvoerbaar bij voorraad,
X. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, kantonrechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2022.
De griffier De kantonrechter