Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
[gedaagde]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- de dagvaarding van 19 oktober 2021 met producties;
- het antwoord van [gedaagde] , met producties en met eis in reconventie;
- het tussenvonnis van 18 november 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Deze zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2022. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde en [gedaagde] is verschenen met [naam 1] . Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. [gedaagde] heeft zijn eis in reconventie ingetrokken. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat partijen nog processtukken konden indienen en dat de mondelinge behandeling daarna zou worden voortgezet. Partijen hebben inderdaad aanvullende producties ingediend en de mondelinge behandeling is voortgezet op 21 april 2022, waar dezelfde personen zijn verschenen. Zij hebben hun standpunten weer toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is het vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
Vordering
a. het bruto salaris vanaf juni 2021 tot dit vonnis, met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek,
b. het bruto salaris vanaf dit vonnis zolang de arbeidsovereenkomst in stand blijft,
c. het vakantiegeld over de periode vóór 2019/2020, met wettelijke verhoging,
d. de contante waarde van de niet opgenomen vakantiedagen vanaf de datum van in dienst treden, met wettelijke verhoging,
e. de proceskosten.
Over 2020/2021 en 2019/2020 heeft [gedaagde] het vakantiegeld uitbetaald maar daarvoor niet. Daarom heeft [eiser] alsnog aanspraak op het vakantiegeld over voorgaande periodes, die in verband met verjaring zijn beperkt tot de jaren 2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019. Vakantiedagen heeft [eiser] nooit opgenomen maar zijn ook nooit uitbetaald, daarom heeft [eiser] ook daarop alsnog aanspraak.
Volgens [gedaagde] is er geen meningsverschil ontstaan, maar heeft [eiser] in mei 2021 te kennen gegeven dat hij zou stoppen met werken. Hij zou een lange vakantie opnemen en daarna elders gaan werken. In juni 2021 was er nog normaal contact tussen partijen. Toen kwam er een brief van de gemachtigde van [eiser] met een ander verhaal, waarop [gedaagde] heeft laten weten dat [eiser] weer aan het werk kon. [eiser] is daarna meerdere keren opgeroepen om te komen werken, maar hij heeft dat geweigerd. Hij werkt al sinds juni 2021 in een ander restaurant, van zijn broer.
Het vakantiegeld is altijd uitbetaald, het staat ook op de loonstroken. Ook heeft hij zijn vakantiedagen altijd opgenomen. De vakantiedagen vervallen bovendien een half jaar na het kalenderjaar waarin deze zijn opgebouwd.