ECLI:NL:RBAMS:2022:2786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
716954 / FA RK 22-2654
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik

Op 13 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1987 in Marokko, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en een verslaving aan crack. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet wils(on)bekwaam is en dat de huidige situatie geen acuut levensgevaar of gevaar voor derden oplevert. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er ernstige zorgen zijn van de ouders van de betrokkene over haar welzijn, vooral gezien haar eerdere psychose en middelenmisbruik.

De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat van de betrokkene overwogen, die stelde dat de psychische stoornissen geen ernstig nadeel meer veroorzaken. De rechtbank oordeelt echter dat er wel degelijk risico's zijn, vooral voor derden, en dat er een gedegen signaleringsplan moet worden opgesteld voordat de betrokkene weer naar haar ouders kan terugkeren. De rechtbank heeft daarom besloten om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van één maand, met als doel de betrokkene te beschermen en haar te helpen bij het opstellen van een signaleringsplan. De rechtbank heeft ook aangegeven dat verplichte zorg noodzakelijk is om de betrokkene te ondersteunen in haar herstel en om terugval in middelengebruik te voorkomen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter R.H.G. Odink en is op 18 mei 2022 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 716954 / FA RK 22-2654
kenmerk: ZM / IND / 56150
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 13 mei 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] ,
verblijvende bij Arkin, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: E.F. de Wit.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 29 april 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2022 bij Arkin, locatie [locatie] . De rechtbank heeft hier de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer R. Doornebal-Bakker, waarnemend psychiater.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van persoonlijkheidsproblematiek en een stoornis in het gebruik van middelen (crack). De psychose ten gevolge van drugsgebruik is inmiddels verbleekt.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft bepleit dat de voornoemde psychische stoornissen niet (langer) leiden tot ernstig nadeel. De rechtbank volgt dit standpunt ten dele en legt hierna uit waarom.
De rechtbank begrijpt dat betrokkene kampt met tweeledige problematiek. Enerzijds bestaat er de persoonlijkheidsproblematiek die zich volgens de behandelaars uit in een dwangstoornis ten aanzien van het bekend worden van haar gegevens bij diverse instanties. Volgens de behandelaars is dit ook de reden dat betrokkene zich terughoudend opstelt en een weinig actief leven leidt. Betrokkene stelt echter dat dit een bewuste keuze is en dat zij op momenten dat het echt noodzakelijk is, zich over haar dwanggedachten ten aanzien van haar gegevens heen kan zetten. Daarnaast voelt betrokkene zich prettig thuis, bij haar ouders, en voelt zij zich niet ongelukkig met haar huidige situatie, waarin zij weinig onderneemt.
Voorts bestaat er een, volgens betrokkene kortdurende, verslaving aan crack. Zij heeft dit ongeveer drie maanden gebruikt ten gevolge waarvan zij uiteindelijk in een psychose is geraakt. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart betrokkene dat zij met haar gebruik een grote fout heeft gemaakt en dat het niet opnieuw zal plaatsvinden. De psychiater ter zitting verklaart dat crackgebruik extreem verslavingsgevoelig is en dat een terugval in gebruik dan ook reëel is.
2.3.
Bij beantwoording van de vraag of ten aanzien van betrokkene‘s persoonlijkheidsproblematiek verplichte zorg noodzakelijk is, dient de rechtbank te beoordelen of zich situaties voordoen als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz en, indien dat niet het geval is, of sprake is van wilsbekwaam verzet van betrokkene.
2.4.
De rechtbank overweegt dat het uit de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene voortvloeiende nadeel op dit moment niet kan leiden tot toepassing van verplichte zorg. Naar het oordeel van de rechtbank levert het nadeel geen acuut levensgevaar of gevaar voor derden op. Voorts is gesteld noch gebleken, ook niet ter zitting, dat betrokkene wilsonbekwaam is ten aanzien van haar verzet tegen de verzochte verplichte zorg, waardoor de rechtbank haar voor wilsbekwaam houdt. Betrokkene verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat zij bewust kiest voor haar huidige leven en dat dit past bij haar karakter en om die reden een doordachte keuze is. Dat de door betrokkene gemaakte keuzes wellicht door buitenstaanders, mede gelet op de capaciteiten van betrokkene moeilijk kunnen worden begrepen en/of gevolgd, doet daar niet aan af. Het past de rechtbank dan ook niet om daar op dit moment door middel van een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in te interveniëren.
De rechtbank is overigens van oordeel dat het via verplichte zorg inzetten van de beoogde zelfinzichtbehandeling niet opportuun is. Deze behandeling heeft doorgaans enkel kans van slagen indien de behandelrelatie op basis van vrijwilligheid wordt aangegaan. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven deze behandeling niet op verplichte basis te willen ondergaan. Daarnaast zou als gevolg van de huidige wachtlijstproblematiek er pas na zes maanden plek zijn, zodat de verzochte machtiging het beoogde doel niet zou kunnen bereiken.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakt de verslaving(sgevoeligheid) van betrokkene op dit moment nog wel ernstig nadeel voor derden. Uit het dossier blijkt dat de ouders van betrokkene zich grote zorgen maken om hun dochter. Daarbij waren zij ten tijde van de psychose erg angstig voor haar en vreesden zij dat betrokkene hen iets aan zou doen. Verder zorgde de psychose ook voor bizarre wanen bij betrokkene, waarbij betrokkene dacht bezeten te zijn en verklaarde zij zich hiertegen te moeten wapenen. Het is dan ook in dit verband dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel (voor derden);
- ernstige psychische schade (voor de ouders van betrokkene).
2.6.
Om dit nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de zorg in een vrijwillig kader geboden kan worden.
Op dit punt is de rechtbank, anders dan betrokkene en haar advocaat hebben bepleit, van oordeel dat verplichte zorg nog wel nodig is. Er dient namelijk eerst een gedegen signaleringsplan te liggen voordat betrokkene weer naar haar ouders kan terugkeren. Dit signaleringsplan is noodzakelijk om betrokkene te beschermen tegen een mogelijke terugval in gebruik. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene van negatieve invloed kan zijn en er aan kan bijdragen dat eerder sprake is van een terugval in gebruik dan ten aanzien van anderen die niet kampen met genoemde persoonlijkheidsproblematiek. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit temeer nu het gebruik van middelen door betrokkene over een langere periode heeft voortgeduurd.
De rechtbank is niet doof voor de tijdens de zitting door betrokkene geuite sterke wil om op basis van haar intrinsieke motivatie niet opnieuw in middelengebruik te vervallen, en zij heeft ook laten zien sinds de opname niet meer te gebruiken, ook niet tijdens zelfstandige verloven buiten de accommodatie. De rechtbank vindt het zorgvuldig opstellen van een signaleringsplan echter dermate belangrijk, dat ter borging van het afronden van het signaleringsplan een zorgmachtiging nodig is om zo toe te kunnen werken naar een spoedig en verantwoord ontslag. Met een gedegen signaleringsplan en de eigen inzet van betrokkene, waaronder op termijn het aangaan van de zelfinzichtbehandeling, vertrouwt de rechtbank erop dat betrokkene, eventueel met hulp van haar ouders, bij een terugval spoedig de juiste ingang naar geschikte hulpverlening zal vinden, om een nieuwe crisissituatie zoals voorafgaand aan de huidige opname te voorkomen. De rechtbank acht voor het opstellen en optimaliseren van het signaleringsplan één maand voldoende en zal om die reden een zorgmachtiging voor eenzelfde duur verlenen. Er zijn dan ook geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam;
  • opnemen in een accommodatie.
2.8.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van één maand.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Marokko), inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.7. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 13 juni 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 13 mei 2022 mondeling gegeven door mr. R.H.G. Odink, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 18 mei 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.