ECLI:NL:RBAMS:2022:2789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
13/195494-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en poging tot diefstal, medeplegen Wet wapens en munitie

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 april 2021 betrokken was bij een gewapende woningoverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte een woning binnenkwam waar een feestje gaande was. Tijdens deze overval heeft de verdachte de aanwezige [aangever] met een vuurwapen en/of een baksteen bedreigd en mishandeld, en heeft hij geprobeerd om geld en schoenen van de [aangever] te stelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de [aangever] en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat er sprake was van eendaadse samenloop van medeplegen van diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte ook een vuurwapen en munitie voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/195494-21 (Promis)
Datum uitspraak: 6 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/188730-21).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij, telkens als medepleger of alleen, te Amsterdam:
1. op 23 april 2021 een diefstal met geweld heeft gepleegd, waarbij hij een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een rijbewijs van [aangever] heeft weggenomen, door die [aangever] met een baksteen en/of vuurwapen tegen het hoofd/lichaam te slaan en een vuurwapen te richten op [aangever] of op andere aanwezigen;
2. op 23 april 2021 gepoogd heeft een diefstal met geweld te plegen, van schoenen van
[aangever] , door aan [aangever] een pistool te tonen en/of tegen hem te schreeuwen dat hij zijn schoenen moest uittrekken, hem vast te pakken en aan zijn schoenen te trekken;
3. op 23 april 2021 [aangever] heeft mishandeld, door hem met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
4. op 23 april 2021 [aangever] heeft bedreigd, door een vuurwapen aan [aangever] en/of aan een ander te richten en door een vuurwapen op [aangever] te richten;
5. op 21 juli 2021 een vuurwapen, te weten een automatisch geweer en/of munitie, te weten dertig patronen, voorhanden heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Op 23 april 2021 wordt door het zusje en het nichtje van verdachte en zijn medeverdachte een feestje gegeven in de woning aan [adres 2] . Op het feestje zijn enkele meisjes en jongens aanwezig, waaronder [aangever] . Op een gegeven moment wordt door verdachte en zijn medeverdachte aangebeld, waarna open wordt gedaan. Verdachte en zijn medeverdachte (zijn broer [medeverdachte] ) komen de woning binnen. [aangever] heeft verklaard dat hij vervolgens met een vuurwapen of een baksteen op zijn hoofd is geslagen, dat hij door de jongens is beroofd van briefgeld en dat is geprobeerd zijn schoenen weg te nemen. Uit de letselverklaring van [aangever] blijkt dat hij verwondingen had aan zijn voorhoofd en kneuzingen van zijn voorhoofd, linker- oogkas, jukbeen en kaak. Meer getuigen hebben verklaard dat er die avond door verdachte en zijn medeverdachte geweld is gebruikt, waarbij een baksteen en/of een vuurwapen is gebruikt.
Op 21 juli 2021 vindt een huiszoeking in de woning van verdachte en zijn medeverdachte plaats. In hun slaapkamer wordt een sporttas aangetroffen, met daarin een AK47 en dertig patronen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met zijn medeverdachte in de woning aan [adres 2] is geweest, dat hij daar heeft gevochten en dat hij daarbij ook heeft geslagen, omdat hij zelf werd geslagen. Hij heeft ontkend dat hij iets gestolen heeft of dat hij dat heeft geprobeerd. Hij heeft ook ontkend dat hij een wapen of baksteen bij zich had.
Over het aangetroffen wapen en de munitie in zijn slaapkamer heeft verdachte verklaard dat hij de tas voor zijn medeverdachte heeft opgehaald en dat hij niet in de tas heeft gekeken. Hij wist dan ook niet dat er een wapen en munitie in de tas zat.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen. De verklaring van aangever [aangever] wordt door meer getuigen en het bij hem geconstateerde letsel ondersteund. Uit de manier waarop de feiten zijn gepleegd, kan geconcludeerd worden dat sprake was van een bewust gezamenlijk handelen waarvoor beide verdachten verantwoordelijk zijn. De officier van justitie acht dan ook bewezen dat sprake is van medeplegen. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop van deze vier feiten.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een wapen en munitie voorhanden heeft gehad. De tas met het wapen lag in de slaapkamer van verdachte, bij het hoofdeinde van zijn bed. Een ieder wordt geacht bekend te zijn met alles wat zich in zijn of haar slaapkamer bevindt. Bovendien spreekt verdachte in berichten aan zijn medeverdachte over een soortgelijk wapen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het wel klopt dat verdachte die woning binnen is gegaan en daar geweld heeft gebruikt, maar dat niet juist is dat verdachte een wapen of baksteen heeft gebruikt. Het is slechts [aangever] die daarover heeft verklaard. De andere getuigen verklaren hier erg vaag over. Bovendien hebben alle getuigen die avond alcohol en lachgas gebruikt, hetgeen hun herinneringen minder accuraat maakt. Er is bovendien geen baksteen gevonden, terwijl verdachte op straat is staande gehouden vlak na het gebeuren.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Verdachte wist niet wat er in de tas zat. Hij heeft er niet in gekeken. De tas en het wapen en de munitie behoorden toe aan het broertje van verdachte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal met geweld, de mishandeling en de bedreiging van [aangever] en aan de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Vast staat dat verdachte en zijn medeverdachte de woning binnen zijn gekomen. Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij in de woning twee jongens met een hoop lawaai het balkon op zag komen, waarvan één met een vuurwapen en één met een baksteen. Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat dat de twee jongens heel luid en agressief binnenkwamen en dat één van de twee jongens een pistool vasthield en de ander een baksteen. Vervolgens is [aangever] op het balkon met een vuurwapen en/of een baksteen op zijn hoofd geslagen. Dit heeft [aangever] zelf verklaard en wordt ook ondersteund door hetgeen getuige [getuige 1] heeft verklaard. Zij heeft niet gezien wat er op het balkon is gebeurd, maar zij heeft wel gezien dat de jongens van het feestje onder het bloed zaten, terwijl dit eerder niet zo was. Ook getuige [getuige 2] heeft dat gezien. Dat er geweld op [aangever] is uitgeoefend, wordt bovendien ondersteund door de letselverklaring, waaruit blijkt dat hij verwondingen had aan zijn voorhoofd en dat sprake was van kneuzingen van zijn voorhoofd, linker- oogkas, jukbeen en kaak.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de jongen met het pistool daarna de portemonnee van [aangever] heeft gepakt en het geld eruit heeft gehaald. Hierna riep de andere jongen dat [aangever] zijn schoenen uit moest trekken, waarna hij aan de schoenen van [aangever] begon te trekken. Het lukte niet om de schoenen van [aangever] uit te trekken. De verklaring van [aangever] wordt op dit specifieke punt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard dat allebei de jongens [aangever] ‘probeerden op te tillen bij zijn voeten’, maar dat dit niet lukte.
Aangever [aangever] heeft consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zo heeft hij steeds specifiek verklaard over verdachte en zijn medeverdachte aan de hand van hun signalementen en aan de hand van de verschillende handelingen die zij over en weer hebben gepleegd. Zijn verklaring wordt op meer punten ondersteund door verschillende getuigenverklaringen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de verklaring van aangever [aangever] over de gepleegde wegnemingshandelingen of de gebruikte voorwerpen (vuurwapen en baksteen) te twijfelen. Dat op de avond van de gepleegde feiten door aangever en getuigen alcohol en wellicht lachgas is gebruikt, maakt dit niet anders.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank bovendien af dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de gepleegde feiten. Daarbij zijn de rollen van verdachte en medeverdachte onderling inwisselbaar geweest. Tussen verdachte en zijn medeverdachte was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De sporttas met het wapen en de munitie is aangetroffen op de gezamenlijke slaapkamer van verdachte en medeverdachte, op de vloer tussen de beiden hoofdeindes van de bedden in. Op het moment dat de tas in de slaapkamer werd aangetroffen, bevond verdachte zich in de slaapkamer. Verdachte had dus in elk geval beschikkingsmacht over de tas en de inhoud daarvan. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat het niet anders kan dan dat verdachte ook wist wat er in de tas zat. Verdachte heeft verklaard dat hij de tas voor zijn broertje heeft opgehaald en dat de tas zwaar was. Uitgangspunt is dat iemand die een tas eerst in handen heeft en vervolgens op zijn slaapkamer heeft liggen, weet wat er in die tas zit. In bepaalde gevallen kan het aannemelijk zijn geworden dat iemand dat
nietwist, maar van een dergelijk geval is hier geen sprake. De verklaring van verdachte dat hij niet wist wat in de tas zat, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan[aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] en gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
  • die [aangever] met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd heeft geslagen en
  • een vuurwapen heeft gericht op die [aangever] ;
2
op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen schoenen, toebehorende aan [aangever] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, een pistool aan die [aangever] heeft getoond en tegen die [aangever] heeft geschreeuwd dat hij zijn schoenen moest uittrekken en die [aangever] heeft vastgepakt en opgetild en aan de schoenen van die [aangever] heeft gerukt en/of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd te slaan;
4

op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een vuurwapen te tonen aan die [aangever] ;

5
op 21 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander:
  • een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch geweer, merk Maadi, model AK47 Kalashnikov, kaliber 7.62 x 39 mm en
  • munitie van categorie III, te weten 30 patronen, kaliber 7.62 x 39 mm,

voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een rustige jongen. Hij is in deze zaak betrokken geraakt omdat hij zijn zus wilde beschermen.
Op het moment dat hij voor een langere tijd in de gevangenis terecht komt, zal het lang duren voordat verdachte de juiste hulp krijgt. Deze hulp heeft hij nodig en hij is bereid om mee te werken aan begeleiding.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft samen met zijn mededader een gewapende woningoveral gepleegd. Terwijl de aanwezige jongens en meisjes in de woning dachten een feestje te gaan vieren, hebben verdachte en zijn mededader dit bruut verstoord. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededader met name de mate van geweld (waaronder het dreigen met een vuurwapen) en de angst die het slachtoffer en de getuigen moeten hebben gevoeld, zeer aan. Dit blijkt vooral uit het feit dat meer getuigen na de woningoverval geen verklaring hebben willen afleggen uit angst voor wraak. Bovendien heeft hetgeen die avond is gebeurd grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zo heeft hij uit angst voor de daders camera’s rondom zijn huis geplaatst. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer nog lang met gevoelens van angst zal worden geconfronteerd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch geweer en dertig patronen. Uit functioneringsproeven is gebleken dat het vuurwapen perfect werkte en dat het geschikt was om automatisch mee te vuren. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengt en daarom krachtig dient te worden bestreden. Door het voorhanden hebben van een wapen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen en houden van deze wapens. Het gemak waarmee verdachte dit vuurwapen en de munitie op zijn slaapkamer heeft bewaard, baart de rechtbank grote zorgen.
Dit soort feiten behoren bovendien tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
De persoon van verdachte en overige omstandigheden
De reclassering adviseert in het rapport van 4 oktober 2021 de toepassing van volwassenenstrafrecht. De reclassering adviseert daarnaast de oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet voor dit laatste echter geen aanleiding, mede gelet op de duur van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
Tot slot heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Doorgaans wordt voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opgelegd en voor een woningoverval met zwaar geweld een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is geweest van zwaar geweld. Voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
De rechtbank acht dan ook, alles afgewende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, geheel onvoorwaardelijk, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9. De vordering benadeelde partij [aangever] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] vordert € 2.228,42,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1. spijkerbroek: € 65,96 (dagwaarde);
2. schoenen: € 695,- (nieuwwaarde);
3. bodywarmer: € 301,50 (dagwaarde);
4. trui: € 160,13,- (dagwaarde);
5. riem: € 475,- (nieuwwaarde);
6. beveiligingskosten: € 509,04;
7. littekenzalf: € 21,79.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in haar geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de gevorderde materiële schade dient te worden gematigd. De waarde van de spijkerbroek, de schoenen, de trui en de riem dient te worden afgeschreven. De beveiligingskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu het geen rechtstreekse schade betreft. Indien de vordering voor dit gedeelte wordt toegewezen, dient het bedrag verminderd te worden, nu de beveiligingskosten betrekking hebben op meer personen dan alleen de benadeelde partij. De bodywarmer komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu de benadeelde partij de bodywarmer op het feestje aan iemand anders heeft gegeven en hij deze niet heeft teruggekregen. De raadsman heeft de vordering met betrekking tot de littekenzalf niet betwist.
De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade in aanmerking dient te nemen dat het hier geen woningoverval in eigen woning betreft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De raadsman heeft de hoogte van verschillende posten echter gemotiveerd betwist en de rechtbank verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal de raadsman hierin volgen. De rechtbank volgt de raadsman ook in zijn verweer over de kosten van vervanging van de bodywarmer. Omdat deze kennelijk bij een van de andere bezoekers van het feestje is achtergebleven bestaat onvoldoende verband met het strafbare feit. Deze schadepost zal de rechtbank afwijzen.
Ook heeft de raadsman de vordering die ziet op de beveiligingskosten betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten wel voldoende rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft namelijk direct na de bewezenverklaarde feiten camera’s aangeschaft en geplaatst rondom zijn woning om gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Deze kosten kunnen daarom worden aangemerkt als rechtstreekse schade.
De rechtbank stelt de materiele schade als volgt vast:
1. spijkerbroek: € 51,93
2. schoenen: € 653,65
3. –
4. trui: € 119,40
5. riem: € 408,97
6. beveiliging: € 509,04
7. littekenzalf: € 21,79
Totaal: € 1.764,78
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot € 1.764,78 hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering tot immateriële schadevergoeding is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [aangever] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, 2, 3 en 4:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolg van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
en
medeplegen van mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling
en
medeplegen van poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 5:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [aangever] tot een bedrag van € 1.764,78 (duizend zevenvierenzestig euro en achtenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Wijst af het meer gevorderde.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opaan verdachte de verplichting ten behoeve van [aangever] , aan de Staat
€ 4.264,78,- (vierduizend tweehonderdvierenzestig euro en achtenzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
52 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. Ch.A van Dijk en S.E. Bauduin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2022.
[…]

[…]

[…]

2.[…]

[…]

[…]