8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft samen met zijn mededader een gewapende woningoveral gepleegd. Terwijl de aanwezige jongens en meisjes in de woning dachten een feestje te gaan vieren, hebben verdachte en zijn mededader dit bruut verstoord. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededader met name de mate van geweld (waaronder het dreigen met een vuurwapen) en de angst die het slachtoffer en de getuigen moeten hebben gevoeld, zeer aan. Dit blijkt vooral uit het feit dat meer getuigen na de woningoverval geen verklaring hebben willen afleggen uit angst voor wraak. Bovendien heeft hetgeen die avond is gebeurd grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zo heeft hij uit angst voor de daders camera’s rondom zijn huis geplaatst. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer nog lang met gevoelens van angst zal worden geconfronteerd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch geweer en dertig patronen. Uit functioneringsproeven is gebleken dat het vuurwapen perfect werkte en dat het geschikt was om automatisch mee te vuren. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengt en daarom krachtig dient te worden bestreden. Door het voorhanden hebben van een wapen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen en houden van deze wapens. Het gemak waarmee verdachte dit vuurwapen en de munitie op zijn slaapkamer heeft bewaard, baart de rechtbank grote zorgen.
Dit soort feiten behoren bovendien tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
De persoon van verdachte en overige omstandigheden
De reclassering adviseert in het rapport van 4 oktober 2021 de toepassing van volwassenenstrafrecht. De reclassering adviseert daarnaast de oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet voor dit laatste echter geen aanleiding, mede gelet op de duur van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
Tot slot heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Doorgaans wordt voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opgelegd en voor een woningoverval met zwaar geweld een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is geweest van zwaar geweld. Voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
De rechtbank acht dan ook, alles afgewende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, geheel onvoorwaardelijk, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9. De vordering benadeelde partij [aangever] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] vordert € 2.228,42,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1. spijkerbroek: € 65,96 (dagwaarde);
2. schoenen: € 695,- (nieuwwaarde);
3. bodywarmer: € 301,50 (dagwaarde);
4. trui: € 160,13,- (dagwaarde);
5. riem: € 475,- (nieuwwaarde);
6. beveiligingskosten: € 509,04;
7. littekenzalf: € 21,79.