8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft samen met zijn mededader een gewapende woningoveral gepleegd. Niet alleen veroorzaakt dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, maar ook bij de direct daarbij betrokkenen. Terwijl de aanwezige jongens en meisjes in de woning dachten een feestje te gaan vieren, hebben verdachte en zijn mededader dit bruut verstoord. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededader met name de mate van geweld (waaronder het dreigen met een vuurwapen) en de angst die het slachtoffer en de getuigen moeten hebben gevoeld, zeer aan. Dit blijkt vooral uit het feit dat meerdere getuigen na de woningoverval geen verklaring hebben willen afleggen uit angst voor wraak. Bovendien heeft hetgeen er die avond is gebeurd grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zo heeft hij uit angst voor de daders camera’s rondom zijn huis geplaatst. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer nog lang met gevoelens van angst zal worden geconfronteerd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch geweer en dertig patronen. Uit functioneringsproeven is gebleken dat het vuurwapen perfect werkte en dat het geschikt was om automatisch mee te vuren. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengt en daarom krachtig dient te worden bestreden. Door het voorhanden hebben van een wapen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen en houden van deze wapens. Het gemak waarmee verdachte dit vuurwapen en de munitie op zijn slaapkamer heeft bewaard, baart de rechtbank grote zorgen.
Dit soort feiten behoren bovendien tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
Toepassing van het volwassenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – bij een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leidt de rechtbank af dat verdachte ten opzichte van zijn (oudere) broer en mededader een sturende rol had. Zo kwam hij als eerste de woning binnen, was hij degene die het vuurwapen vasthield en heeft hij het geld uit de portemonnee van aangever [aangever] gehaald. Ook in het voorhanden hebben van het wapen en de munitie leek verdachte een sturende rol te spelen. In de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoon van verdachte. Hoewel verdachte op zitting een jeugdige indruk maakt en er zorgen over verdachte zijn, is het niet duidelijk of de problematiek rondom verdachte voortkomt uit zijn ontwikkeling of is ingebed in zijn persoonlijkheid. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 5 april 2022. De reclassering concludeert dat op basis van de pedagogische mogelijkheden, heel sterk naar voren komt dat er
geenindicaties zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zij adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Over het psychosociaal functioneren heeft de reclassering opgeschreven dat er geen vermoeden van impulsiviteitsproblematiek is. Gelet op al het voorgaande, en het feit dat er geen concrete behandeladviezen zijn, is de rechtbank van oordeel dat er te weinig aanknopingspunten zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Andere relevante omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de straf. Bovendien liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd.
Hoewel verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht, houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf enigszins rekening met het feit dat verdachte nog jong is.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Doorgaans wordt er voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opgelegd en voor een woningoverval met zwaar geweld een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is geweest van zwaar geweld. Voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt er doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
De rechtbank acht dan ook, alles afgewende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, geheel onvoorwaardelijk, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9. De vordering benadeelde partij [aangever] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] vordert € 2.228,42,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1. Spijkerbroek: € 65,96 (dagwaarde);
2. Schoenen: € 695,- (nieuwwaarde);
3. Bodywarmer: € 301,50 (dagwaarde);
4. Trui: € 160,13 (dagwaarde);
5. Riem: € 475,- (nieuwwaarde);
6. Beveiligingskosten: € 509,04;
7. Littekenzalf: € 21,79.