ECLI:NL:RBAMS:2022:2790

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
13/188730-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en poging tot diefstal met geweld

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 april 2021 betrokken was bij een gewapende woningoverval. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Tijdens een feestje in een woning in Amsterdam kwamen de verdachte en zijn medeverdachte binnen, waarbij zij de aanwezige [aangever] met een vuurwapen en een baksteen bedreigden en mishandelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de eendaadse samenloop van deze feiten, waarbij hij samen met zijn medeverdachte handelde. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen geloofwaardig en ondersteunde deze met bewijs van letsel en aangetroffen wapens. De verdachte ontkende de diefstal en het gebruik van geweld, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, waarbij rekening werd gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank besloot echter dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, inclusief schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/188730-21 (Promis)
Datum uitspraak: 6 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2022.
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/195494-21).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen mr. M. Ketting en mr. J.T.A. van Schaik namens de benadeelde partij, [aangever] , naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij, telkens als medepleger of alleen, te Amsterdam:
1. op 23 april 2021 een diefstal met geweld heeft gepleegd, waarbij hij een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een rijbewijs van [aangever] heeft weggenomen, door die [aangever] met een baksteen en/of vuurwapen tegen het hoofd/lichaam te slaan en een vuurwapen te richten op [aangever] of op andere aanwezigen;
2. op 23 april 2021 gepoogd heeft een diefstal met geweld te plegen, van schoenen van
[aangever] , door aan [aangever] een pistool te tonen en/of tegen hem te schreeuwen dat hij zijn schoenen moest uittrekken, hem vast te pakken en aan zijn schoenen te trekken;
3. op 23 april 2021 [aangever] heeft mishandeld, door hem met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
4. op 23 april 2021 [aangever] heeft bedreigd, door een vuurwapen aan [aangever] en/of aan een ander te richten en door een vuurwapen op [aangever] te richten;
5. op 21 juli 2021 een vuurwapen, te weten een automatisch geweer en/of munitie, te weten dertig patronen, voorhanden heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Op 23 april 2021 wordt door het zusje en het nichtje van verdachte en zijn medeverdachte een feestje gegeven in de woning aan [adres 2] . Op het feestje zijn enkele meisjes en jongens aanwezig, waaronder [aangever] . Op een gegeven moment wordt door verdachte en zijn medeverdachte (zijn broer [medeverdachte] ) aangebeld, waarna open wordt gedaan. Verdachte en zijn medeverdachte komen de woning binnen. [aangever] heeft verklaard dat hij vervolgens met een vuurwapen of een baksteen op zijn hoofd is geslagen, dat hij door de jongens is beroofd van briefgeld en dat is geprobeerd zijn schoenen weg te nemen. Uit de letselverklaring van [aangever] blijkt dat hij verwondingen had aan zijn voorhoofd en kneuzingen van zijn voorhoofd, linker- oogkas, jukbeen en kaak. Meer getuigen hebben verklaard dat er die avond door verdachte en zijn medeverdachte geweld is gebruikt, waarbij een baksteen en/of een vuurwapen is gebruikt.
Op 21 juli 2021 vindt een huiszoeking in de woning van verdachte en zijn medeverdachte plaats. In hun slaapkamer wordt een sporttas aangetroffen, met daarin een AK47 en dertig patronen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met zijn medeverdachte in de woning aan [adres 2] is geweest, dat hij daar heeft gevochten en dat hij daarbij ook heeft geslagen, omdat hij zelf werd geslagen. Hij heeft ontkend dat hij iets gestolen heeft of dat hij dat heeft geprobeerd. Hij heeft ook ontkend dat hij een wapen of baksteen bij zich had.
Over het aangetroffen wapen en de munitie in zijn slaapkamer heeft verdachte verklaard dat hij wist wat in de tas zat en dat hij dat bewaarde voor iemand anders.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen. De verklaring van aangever [aangever] wordt door meer getuigen en het bij hem geconstateerde letsel ondersteund. Uit de manier waarop de feiten zijn gepleegd, kan geconcludeerd worden dat sprake was van een bewust gezamenlijk handelen waarvoor beide verdachten verantwoordelijk zijn. De officier van justitie acht dan ook bewezen dat sprake is van medeplegen. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop van deze vier feiten.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn die bewuste avond verhaal gaan halen, omdat in de woning een feest werd gegeven. In de woning is het uit de hand gelopen en is er gevochten, maar er heeft zich geen diefstal met geweld of poging daartoe voorgedaan. Uit de getuigenverklaringen blijkt niet dat sprake is geweest van een wegnemingshandeling. Daarbij komt dat de verklaringen over de geweldshandelingen uiteen lopen. Bovendien is er die avond door de aanwezigen op het feestje veel alcohol en lachgas gebruikt, waardoor er voorzichtig met de verklaringen moet worden omgegaan.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het tenlastegelegde onder feit 1 t/m 4
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal met geweld, de mishandeling en de bedreiging van [aangever] en aan de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Vast staat dat verdachte en zijn medeverdachte de woning binnen zijn gekomen. Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij in de woning twee jongens met een hoop lawaai het balkon op zag komen, waarvan één met een vuurwapen en één met een baksteen. Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat dat de twee jongens heel luid en agressief binnenkwamen en dat één van de twee jongens een pistool vasthield en de ander een baksteen. Vervolgens is [aangever] op het balkon met een vuurwapen en/of een baksteen op zijn hoofd geslagen. Dit heeft [aangever] zelf verklaard en wordt ook ondersteund door hetgeen getuige [getuige 1] heeft verklaard. Zij heeft niet gezien wat er op het balkon is gebeurd, maar zij heeft wel gezien dat de jongens van het feestje onder het bloed zaten, terwijl dit eerder niet zo was. Ook getuige [getuige 2] heeft dat gezien. Dat er geweld op [aangever] is uitgeoefend, wordt bovendien ondersteund door de letselverklaring, waaruit blijkt dat hij verwondingen had aan zijn voorhoofd en dat sprake was van kneuzingen van zijn voorhoofd, linker- oogkas, jukbeen en kaak.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat de jongen met het pistool daarna de portemonnee van [aangever] heeft gepakt en het geld eruit heeft gehaald. Hierna riep de andere jongen dat [aangever] zijn schoenen uit moest trekken, waarna hij aan de schoenen van [aangever] begon te trekken. Het lukte niet om de schoenen van [aangever] uit te trekken. De verklaring van [aangever] wordt op dit specifieke punt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Zij heeft verklaard dat allebei de jongens [aangever] ‘probeerden op te tillen bij zijn voeten’, maar dat dit niet lukte.
Aangever [aangever] heeft consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zo heeft hij steeds specifiek verklaard over verdachte en zijn medeverdachte aan de hand van hun signalementen en aan de hand van de verschillende handelingen die zij over en weer hebben gepleegd. Zijn verklaring wordt op meer punten ondersteund door verschillende getuigenverklaringen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan de verklaring van aangever [aangever] over de gepleegde wegnemingshandelingen of de gebruikte voorwerpen (vuurwapen en baksteen) te twijfelen. Dat op de avond van de gepleegde feiten door aangever en getuigen alcohol en wellicht lachgas is gebruikt, maakt dit niet anders.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank bovendien af dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de gepleegde feiten. Daarbij zijn de rollen van verdachte en medeverdachte onderling inwisselbaar geweest. Tussen verdachte en zijn medeverdachte was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Het tenlastegelegde onder feit 5
De rechtbank acht uit de bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier eveneens bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1

op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] en gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk gewend en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en/of zijn mededader

  • die [aangever] met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd heeft geslagen en
  • een vuurwapen heeft/hebben gericht op die [aangever] ;
2
op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen schoenen, toebehorende aan [aangever] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, een pistool aan die [aangever] heeft getoond en tegen die [aangever] heeft geschreeuwd dat hij zijn schoenen moest uittrekken en die [aangever] heeft vastgepakt en opgetild en aan de schoenen van die [aangever] heeft gerukt en/of getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] met een baksteen en/of een vuurwapen tegen het hoofd te slaan;
4

op 23 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een vuurwapen te tonen aan die [aangever] ;

5
op 21 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander:
  • een vuurwapen van categorie II, te weten een automatisch geweer, merk Maadi, model AK47 Kalashnikov, kaliber 7.62 x 39 mm en
  • munitie van categorie III, te weten 30 patronen, kaliber 7.62 x 39 mm,

voorhanden heeft gehad.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, maar dient volgens haar - overeenkomstig het advies van de reclassering - volgens het volwassenenstrafrecht te worden berecht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte is pas net meerderjarig en heeft een goede proceshouding. Bovendien is sprake van onderliggende problematiek. Daarnaast wenst verdachte weer naar school te gaan. Indien hij voor langere tijd in de gevangenis terechtkomt, wordt hem de kans ontnomen om nog iets van zijn leven te maken. Toepassing van het adolescentenstrafrecht dient ook te resulteren in een lagere straf. Aan een (deels) voorwaardelijke straf kunnen voorwaarden worden verbonden, zoals een meldplicht, dagbesteding en – indien geïndiceerd – een behandeling. Verdachte wil graag hulp en is bereid zich aan voorwaarden te houden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Hij heeft samen met zijn mededader een gewapende woningoveral gepleegd. Niet alleen veroorzaakt dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, maar ook bij de direct daarbij betrokkenen. Terwijl de aanwezige jongens en meisjes in de woning dachten een feestje te gaan vieren, hebben verdachte en zijn mededader dit bruut verstoord. De rechtbank rekent verdachte en zijn mededader met name de mate van geweld (waaronder het dreigen met een vuurwapen) en de angst die het slachtoffer en de getuigen moeten hebben gevoeld, zeer aan. Dit blijkt vooral uit het feit dat meerdere getuigen na de woningoverval geen verklaring hebben willen afleggen uit angst voor wraak. Bovendien heeft hetgeen er die avond is gebeurd grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zo heeft hij uit angst voor de daders camera’s rondom zijn huis geplaatst. Het is niet ondenkbaar dat het slachtoffer nog lang met gevoelens van angst zal worden geconfronteerd.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een automatisch geweer en dertig patronen. Uit functioneringsproeven is gebleken dat het vuurwapen perfect werkte en dat het geschikt was om automatisch mee te vuren. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengt en daarom krachtig dient te worden bestreden. Door het voorhanden hebben van een wapen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen en houden van deze wapens. Het gemak waarmee verdachte dit vuurwapen en de munitie op zijn slaapkamer heeft bewaard, baart de rechtbank grote zorgen.
Dit soort feiten behoren bovendien tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
Toepassing van het volwassenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – bij een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leidt de rechtbank af dat verdachte ten opzichte van zijn (oudere) broer en mededader een sturende rol had. Zo kwam hij als eerste de woning binnen, was hij degene die het vuurwapen vasthield en heeft hij het geld uit de portemonnee van aangever [aangever] gehaald. Ook in het voorhanden hebben van het wapen en de munitie leek verdachte een sturende rol te spelen. In de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoon van verdachte. Hoewel verdachte op zitting een jeugdige indruk maakt en er zorgen over verdachte zijn, is het niet duidelijk of de problematiek rondom verdachte voortkomt uit zijn ontwikkeling of is ingebed in zijn persoonlijkheid. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 5 april 2022. De reclassering concludeert dat op basis van de pedagogische mogelijkheden, heel sterk naar voren komt dat er
geenindicaties zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zij adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Over het psychosociaal functioneren heeft de reclassering opgeschreven dat er geen vermoeden van impulsiviteitsproblematiek is. Gelet op al het voorgaande, en het feit dat er geen concrete behandeladviezen zijn, is de rechtbank van oordeel dat er te weinig aanknopingspunten zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal verdachte dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Andere relevante omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de straf. Bovendien liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd.
Hoewel verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht, houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf enigszins rekening met het feit dat verdachte nog jong is.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Doorgaans wordt er voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opgelegd en voor een woningoverval met zwaar geweld een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelt dat in dit geval sprake is geweest van zwaar geweld. Voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt er doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opgelegd.
De rechtbank acht dan ook, alles afgewende, een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, geheel onvoorwaardelijk, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 5 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
9. De vordering benadeelde partij [aangever] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] vordert € 2.228,42,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
1. Spijkerbroek: € 65,96 (dagwaarde);
2. Schoenen: € 695,- (nieuwwaarde);
3. Bodywarmer: € 301,50 (dagwaarde);
4. Trui: € 160,13 (dagwaarde);
5. Riem: € 475,- (nieuwwaarde);
6. Beveiligingskosten: € 509,04;
7. Littekenzalf: € 21,79.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gesteld dat de vordering in haar geheel en hoofdelijk dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de vordering met betrekking tot de beveiligingskosten (materiële schade) moet worden afgewezen, nu er geen sprake is van rechtstreekse schade. De raadsman heeft zich voor de overige schadeposten aangesloten bij de verweren van de raadsman in de zaak van de medeverdachte, die er kortweg op neerkomen dat een deel van die schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking en/of moeten worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De raadsman heeft de hoogte van verschillende posten echter gemotiveerd betwist en verzocht gebruikt te maken van de schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal de raadsman hierin volgen. De rechtbank volgt de raadsman ook in zijn verweer over de kosten van vervanging van de bodywarmer. Omdat deze kennelijk bij een van de andere bezoekers van het feestje is achtergebleven bestaat onvoldoende verband met het strafbare feit. Deze schadepost zal de rechtbank afwijzen.
Ook heeft de raadsman de vordering die ziet op de beveiligingskosten betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten wel voldoende rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft namelijk direct na de bewezenverklaarde feiten camera’s aangeschaft en geplaatst rondom zijn woning om gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Deze kosten kunnen daarom worden aangemerkt als rechtstreekse schade.
De rechtbank stelt de materiele schade als volgt vast:
1. spijkerbroek: € 51,93
2. schoenen: € 653,65
3. –
4. trui: € 119,40
5. riem: € 408,97
6. beveiliging: € 509,04
7. littekenzalf: € 21,79
Totaal: € 1.764,78
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot € 1.764,78 hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering tot immateriële schadevergoeding is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [aangever] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, 2, 3 en 4:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolg van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
en
medeplegen van mishandeling
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling
en
medeplegen van poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 5:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Mitrailleur
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, ak 47)
30 STK Patroon
(Omschrijving: PL1300-2021083747-G6081337, diverse)
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [aangever] tot een bedrag van
€ 1.764,78 (duizend zevenvierenzestig euro en achtenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.Wijst af het meer gevorderde.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opaan verdachte de verplichting ten behoeve van [aangever] , aan de Staat
€ 4.728,42,- (vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro en tweeënveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
52 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. Ch.A van Dijk en S.E. Bauduin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2022.
[…]

[…]

[…]

2.[…]

[…]