ECLI:NL:RBAMS:2022:2792

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
26Zenne
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E.G.S. Roethof
  • L.A. Nooijen
  • K.C. van de Wijngaart
  • L.A. Sjadijeva
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in onderzoek 26Zenne met betrekking tot EncroChat en SkyECC

Op 20 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op de onderzoekswensen van de verdediging in het strafrechtelijk onderzoek 26Zenne, dat betrekking heeft op de verdachten die betrokken zijn bij het gebruik van de communicatie-apps EncroChat en SkyECC. De raadsman van verdachte [verdachte 2], mr. E.G.S. Roethof, diende op 10 maart 2022 onderzoekswensen in, waarop het Openbaar Ministerie op 13 april 2022 schriftelijk reageerde. De zitting vond plaats op 10 mei 2022, waar de onderzoekswensen werden besproken. De rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende voorgelicht was om een beslissing te nemen en stelde een termijn vast voor het indienen van aanvullende stukken door het Openbaar Ministerie, met een deadline van 14 juni 2022. De rechtbank heeft ook de onderzoekswensen van de verdediging met betrekking tot de JIT-overeenkomst en de Franse documenten in het kader van SkyECC besproken. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie bepaalde documenten had achtergehouden die essentieel zijn voor de verdediging. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging voor het horen van getuigen en inzage in stukken beoordeeld en enkele verzoeken toegewezen, terwijl andere verzoeken werden afgewezen. De rechtbank benadrukte het belang van transparantie en de noodzaak om de verdediging in staat te stellen zich effectief te verweren tegen de beschuldigingen.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek: 26Zenne
Inzake:
Parketnummer: 71/234728-21
Parketnummer: 71/234699-21
Parketnummer: 71/235410-21
Parketnummer: 71/235623-21
Beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van de verdediging in de zaken van de verdachten:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
[verdachte 2],
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
[verdachte 3],
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
[verdachte 4],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Inleiding

Voorafgaand aan de pro forma/regiezitting van 10 mei 2022 (hierna: de zitting) heeft de raadsman van verdachte [verdachte 2] , mr. E.G.S. Roethof, op 10 maart 2022 onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft hier op 13 april 2022 schriftelijk op gereageerd.
De raadsman van verdachte [verdachte 1] , mr. L.A. Nooijen, heeft op 9 mei 2022 onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft hier op de zitting van 10 mei 2022 op gereageerd.
Op de zitting zijn de onderzoekswensen besproken.
Mr. Roethof en de raadsvrouw van verdachte [verdachte 3] , mr. K.C. van de Wijngaart, hebben zich op de zitting aangesloten bij de onderzoekswensen van mr. Nooijen. Mr. Van de Wijngaart heeft de onderzoekswensen op de zitting aangevuld.
De waarnemend raadsvrouw van verdachte [verdachte 4] , mr. L.A. Sjadijeva, heeft zich op de zitting aangesloten bij de onderzoekswensen van mr. Nooijen en mr. Van de Wijngaart.

2.Onderzoekswensen in de zaak van verdachte [verdachte 1]

2.1
Verzoek voeging JIT-overeenkomst en Franse documenten.
Mr. Nooijen heeft ten aanzien van het onderwerp SkyECC verzocht de volgende stukken aan het dossier te voegen:
de JIT-overeenkomst van december 2019 en verlenging;
alle documenten die betrekking hebben op de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk in het onderzoek naar SkyECC;
alle documenten waaruit blijkt dat de JIT-partners bij het verzamelen van gegevens over de gebruikers van SkyECC hebben gehandeld op basis van de geldende rechtsregels in het betreffende land en op welke wijze de Nederlandse regels omtrent bewijsgaring zijn gewaarborgd;
de (Franse) rechterlijke machtigingen, verlengingen en de daaraan voorafgaande vorderingen op basis waarvan in het Belgische onderzoek door Frankrijk informatie van de gebruikers van SkyECC is vergaard.
De verdediging heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het onderscheppen en ontsleutelen van de SkyECC-data niet heeft plaatsgevonden in een zelfstandig Frans opsporingsonderzoek, maar ter uitvoering van een Belgisch opsporingsonderzoek. Bij de meest recente aanvulling op zaaksdossier 8 in onderzoek 26Zenne is een Belgisch dossier gevoegd dat naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) aan België is verkregen. Dit dossier betreft het Belgische onderzoek naar het binnendringen van de servers van de Antwerp Euroterminal (AET). Bij dit Belgische dossier is een proces-verbaal gevoegd waarin wordt verwezen naar bijlagen waarop proces-verbaalnummer FD.10.98.356/2018 staat vermeld. Dit proces-verbaalnummer komt overeen met het proces-verbaalnummer van de vertaalde Franse machtiging van 17 december 2020. Uit deze machtiging blijkt dat het gaat om een voortgezette beslissing ten aanzien van het Belgische opsporingsonderzoek naar SkyECC en dus niet naar aanleiding van een zelfstandig Frans onderzoek.
Daar komt bij dat uit de al genoemde machtiging van 17 december 2020 blijkt dat de nauwe samenwerking tussen België, Nederland en Frankrijk al voor het sluiten van de JIT-overeenkomst gaande was en dat er wel degelijk sprake was van een aanzienlijke bemoeienis en inmenging door Nederland. In de machtiging staat namelijk beschreven “
dat de Nederlandse rechercheurs en technici in het kader van het gemeenschappelijk onderzoeksteam een techniek ontwikkeld hebben waarmee de cryptografische elementen die op elke telefoon opgeslagen zijn die de applicatie SkyECC gebruikt kunnen worden verkregen”.
Voorts stelt de verdediging dat alles erop wijst dat het Openbaar Ministerie twee van de vijf bijlagen bij voornoemd proces-verbaal van het Belgische dossier, te weten 1) kopie van de JIT-overeenkomst van december 2019 met verlenging daarvan van december 2020 en 2) kopie van de Franse bevelen tot interceptie met vertalingen, bewust heeft achtergehouden. Het is de raadsman bekend dat deze stukken in Belgische strafzaken onderdeel uitmaken van het dossier en door de Belgische autoriteiten dus wel zijn verstrekt aan de verdediging in die zaken.
Daarnaast heeft de verdediging op de dag van de zitting twee pagina’s van een Franse beslissing op een verzoek tot interceptie van correspondentie met betrekking tot SkyECC in handen gekregen (en ter terechtzitting overgelegd aan de rechtbank). Hierin wordt omschreven dat er twee Europese onderzoeksbevelen (EOB) zijn gestuurd naar het parket van Rijsel, te weten een door de Belgische overheid d.d. 21 november 2018 en een door de Nederlandse overheid d.d. 3 december 2018. Ook staat hierin beschreven dat de Nederlandse overheid de Franse overheid erop wijst dat de servers van SkyECC zich in Frankrijk bevonden. Hieruit volgt dus dat er al veel eerder door Nederland onderzoek werd gedaan naar SkyECC.
Gelet op het voorgaande is de verdediging van mening dat niet langer geschermd kan worden met het vertrouwensbeginsel. De verdediging wenst voornoemde stukken te verkrijgen zodat duidelijkheid kan worden verkregen over de werkelijke inmenging en rol van Nederland bij de interceptie van de SkyECC-data, welke wettelijke regels daarbij van toepassing zijn en hoe ver de beoordeling van de Nederlandse strafrechter reikt. Dit zal de verdediging in staat stellen om zich effectief te verweren tegen de beschuldiging jegens verdachte, door de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de SkyECC-data te kunnen toetsen en zo nodig te weerleggen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat reeds bekend was dat Nederlandse ambtenaren betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van de interceptietool. Naar aanleiding van een verzoek van een andere rechtbank in Nederland zal door de officieren van justitie van 26Argus een proces-verbaal worden opgemaakt over de Nederlandse bemoeienis bij de ontwikkeling van de interceptietool. Zodra dat proces-verbaal beschikbaar is, zal dat ook worden gevoegd aan procesdossier 26Zenne. Het Openbaar Ministerie benadrukt dat de interceptietool ook een basis heeft in de artikelen 126uba en 126t van het Wetboek van Strafvordering.
Voorts hebben de officieren van justitie kenbaar gemaakt dat – hoewel de onderzoekswensen van de verdediging pas de avond voor de zitting zijn ingediend – de officieren van justitie van 26Argus toch nog gelegenheid hebben gehad om een korte eerste reactie te geven op de stellingen van de verdediging. In die reactie hebben de officieren van justitie van 26Argus laten weten dat zij een begeleidende brief zullen opstellen waarbij ‘de Franse machtigingen’ zullen worden gevoegd. De officieren van justitie hebben daarbij opgemerkt dat het bij deze stand van zaken nog niet duidelijk is om welke Franse machtigingen het precies gaat. De begeleidende brief, met eventuele bijlagen, zal door het Openbaar Ministerie worden gevoegd aan procesdossier 26Zenne.
De officieren van justitie stellen dat het Openbaar Ministerie de ontbrekende bijlagen 1 en 2 bij het Belgische dossier, te weten de JIT-overeenkomst en de Franse bevelen, niet hebben ontvangen. Echter, indien die stukken wel zouden zijn ontvangen dan zouden die niet aan het dossier zijn gevoegd. De JIT-overeenkomst en de Franse bevelen zoals genoemd in de al genoemde bijlage 1 en 2 zijn interne stukken die niet thuishoren in het strafdossier en worden daarom niet verstrekt.
Ten aanzien van het door de raadsman ingebrachte stuk, te weten twee pagina’s van een Franse beslissing met betrekking tot EOB-verzoeken, hebben de officieren van justitie aangegeven dat zij niet bekend zijn met het stuk. Zij gaan een toelichting vragen bij de officieren van justitie van 26Argus en aan de hand daarvan kunnen zij zich uitlaten over de relevantie van het stuk voor onderzoek 26Zenne.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de reactie van het Openbaar Ministerie acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen op de onderzoekswensen van de raadsman. De beslissing wordt daarom
aangehouden.
De rechtbank bepaalt dat het Openbaar Ministerie de toegezegde stukken, te weten het proces-verbaal over de Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van de interceptietool, het begeleidend schrijven van de officieren van justitie van 26Argus met daarbij gevoegd de relevante en beschikbare Franse machtigingen en de nadere toelichting op het door de raadsman ingebrachte stuk uiterlijk
14 juni 2022kan indienen, waarna mr. Nooijen uiterlijk
28 juni 2022kan reageren. Vervolgens zal op de volgende pro formazitting van 4 juli 2022 het debat hierover worden gevoerd waarna de rechtbank indien mogelijk zal beslissen.
2.2
Verzoek vragen stellen aan een ICT-deskundige
Mr. Nooijen heeft aangevoerd dat de verdediging op de pro forma/regiezitting van 2 december 2021 had verzocht om een ICT-deskundige te horen, waarna het Openbaar Ministerie had toegezegd een ICT-deskundige vragen van de verdediging te laten beantwoorden in een proces-verbaal. Gelet op die toezegging heeft de rechtbank bepaald dat het verzoek geen beslissing meer behoefde. Wegens een miscommunicatie heeft de verdediging de vragen aan de deskundige pas na de pro forma/regiezitting van 24 februari 2022 ingestuurd. Het Openbaar Ministerie stelde zich vervolgens op het standpunt dat reeds één vraag van de raadsman is beantwoord en dat de nieuwe vragen te algemeen van aard en onvoldoende onderbouwd waren. De raadsman meent dat de onderbouwing van die vragen al is gegeven op de zitting van 2 december 2021, waarna de rechtbank zijn verzoek heeft toegewezen en dat het dus nog openstaand onderzoek betreft.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt te hebben voldaan aan de onderzoekswens van de raadsman door het laten opmaken van een proces-verbaal door een ICT-deskundige waarin een vraag van de raadsman is beantwoord. De nadere vragen die de raadsman wenst te stellen zijn zonder nadere onderbouwing te algemeen geformuleerde vragen waarvan de relevantie of noodzaak voor enig te nemen beslissing in de strafzaak niet is gebleken. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De vragen die de verdediging wil stellen aan een ICT-deskundige lijken vooral de verdenking onder feit 1 (zaaksdossier 8) te raken, kort gezegd de computervredebreuk. Op de zitting heeft verdachte toegezegd een nadere verklaring te willen afleggen in een politieverhoor, ook over deze verdenking. Aangezien een nadere verklaring van verdachte mogelijk meer duiding kan geven aan zaaksdossier 8, in het licht van de verdenking, maar ook meer richting kan geven aan het juridische debat, zal de rechtbank dit verhoor afwachten alvorens zij een beslissing neemt op het verzoek van de raadsman. De beslissing wordt daarom
aangehouden.

3.Onderzoekswensen in de zaak van verdachte [verdachte 2]

3.1
Aansluiten bij het verzoek van mr. Nooijen
Mr. Roethof heeft zich op de zitting aangesloten bij het verzoek van mr. Nooijen opgenomen onder 2.1 en heeft subsidiair verzocht om inzage van de stukken indien de gevraagde stukken niet worden verstrekt.
De rechtbank verwijst ten aanzien van dit verzoek naar haar beslissing en de motivering daarvan zoals opgenomen onder nummer 2.1 en acht deze hier als herhaald en ingelast.
3.2
Verzoek tot het horen van getuigen en inzage in stukken
3.2.1
Verzoek tot inzage in dossier Inge
Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd inzage te geven in strafdossier Inge , zodat dit verzoek
geen beslissingmeer behoeft.
3.2.2
Verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft schriftelijk verzocht om de volgende personen als getuigen te doen horen door de rechter-commissaris:
  • medeverdachte [verdachte 1] ;
  • medeverdachte [verdachte 4] ;
  • medeverdachte [verdachte 5] ;
  • medeverdachte [verdachte 6] ;
  • medeverdachte [verdachte 3] ;
  • [naam 1] ;
  • [naam 2] ;
  • [naam 3] ;
  • [naam 4] ;
  • [naam 5] ;
  • [naam 6] ;
  • [naam 7] ;
  • [naam 8] .
Het verzoek tot het horen van de personen [naam 1] en [naam 2] heeft de raadsman op de zitting ingetrokken.
De raadsman heeft verzocht alle medeverdachten in onderzoek 26Zenne als getuigen te horen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs in deze strafzaak zijn grondslag vindt in de inhoud van EncroChat- en SkyECC-berichten die worden toegeschreven aan verdachte. De verdediging wenst de medeverdachten vragen te stellen die de toerekening van de accounts aan verdachte raken, zoals de vraag of zij met verdachte hebben gecommuniceerd en of zij bepaalde bijnamen gebruikten voor verdachte. Bovendien zouden de medeverdachten volgens het Openbaar Ministerie medeplegers zijn van verdachte en de raadsman wil die lezing kunnen toetsen. Zelfs als de medeverdachten zich in hun eigen zaak op hun zwijgrecht beroepen, betekent dat niet dat zij als getuige geen vragen zullen beantwoorden bij de rechter-commissaris in de zaak van verdachte. Er mag niet worden vooruitgelopen op de inhoud van de mogelijke verklaringen.
Voorts heeft de raadsman verzocht om [naam 3] , de neef van verdachte, en [naam 4] als getuige te doen horen. De verdenking in zaaksdossier 1 is dat verdachte zou hebben gehandeld in wapens. Hij zou een wapen hebben overgedragen aan [naam 3] en hij zou samen met [naam 4] wapens hebben verhandeld. Zij zijn hierover nog niet gehoord door de politie en de verdediging wenst hen hier vragen over te stellen.
Verder wil de verdediging de broer van verdachte, [naam 5] , horen als getuige. De verdediging wenst hem vragen te stellen die de identificatie van verdachte als de gebruiker van het EncroChat-account ‘crowshoe’ raken. Verdachte is namelijk op een aantal punten geïdentificeerd; hij draagt een bril, heeft een hond, woont in [woonplaats] en zou tanken bij een bepaald tankstation. Dit geldt ook allemaal voor zijn broer. Bovendien is één van de bijnamen die gebruikt wordt ‘ [bijnaam] ’. De verdediging wenst de getuige te vragen of hij de gebruiker is van het account.
De verdediging wenst [naam 6] te horen als getuige, omdat hij ook als verdachte voorkomt in het onderzoek.
[naam 7] en [naam 8] wenst de raadsman te horen als getuige omdat zij de vermeende slachtoffers zouden zijn zoals bedoeld in de verdenking onder feit 6 en zij nog niet eerder zijn gehoord in onderzoek 26Zenne.
De verdediging wenst alle getuigen te horen door de rechter-commissaris en niet door middel van een gedelegeerd verhoor bij de politie, omdat de ervaring leert dat getuigen – met name medeverdachten – zich minder vrij voelen om te verklaren bij de politie.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie verzet zich niet tegen het horen van de medeverdachten als getuigen. Voorgesteld wordt om de medeverdachten op de pro forma/regiezitting van 4 juli 2022 door de rechtbank zelf te doen horen.
Het Openbaar Ministerie verzet zich evenmin tegen het horen van [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] en [naam 8] . Aangezien deze personen nog niet eerder zijn gehoord in onderzoek 26Zenne wordt voorgesteld om de getuigen, in bijzijn van de raadsman, te horen bij de politie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het verzoek tot het horen van alle medeverdachten voldoende onderbouwd, zodat het verzoek wordt
toegewezen. De rechtbank bepaalt dat de medeverdachten als getuige zullen worden gehoord door de rechter-commissaris.
Het verzoek tot het horen van getuigen [naam 3] , [naam 4] en [naam 7] acht de rechtbank eveneens voldoende onderbouwd, zodat dit verzoek wordt
toegewezen. De rechtbank verwijst de zaak ook hiervoor naar de rechter-commissaris, maar bepaalt dat het ten aanzien van getuigen [naam 3] en [naam 4] aan de rechter-commissaris wordt gelaten om het verhoor te delegeren aan de politie.
Het verzoek tot het horen van [naam 5] wordt
afgewezen. Uit de onderbouwing van het verzoek door de raadsman begrijpt de rechtbank dat de verdediging een alternatief scenario wil schetsen waarbij de getuige de gebruiker van het EncroChat-account, dat door het OM aan verdachte wordt toegeschreven, zou zijn en dus de mogelijke dader. De rechtbank overweegt dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om te veronderstellen dat de broer van verdachte de gebruiker van het account zou zijn. Het verdedigingsbelang bij het horen van deze getuige is – in het licht van de gegeven onderbouwing –naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd.
Ook het verzoek tot het horen van [naam 6] wordt
afgewezen. Manetas is niet gehoord. Hij komt weliswaar voor in zaakdossier 3, waarin verdachte ook voorkomt, maar het dossier bevat verder geen aanwijzingen voor een link tussen beiden. In het licht van de gegeven onderbouwing vindt de rechtbank onvoldoende gemotiveerd wat het belang van de verdediging is om deze persoon als getuige te horen in de zaak van verdachte.
Verder wordt het verzoek tot het horen van [naam 8]
afgewezen. Zij heeft geen belastende verklaring jegens verdachte afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat zij uit eigen wetenschap iets zou kunnen verklaren dat relevant kan zijn voor enig te nemen beslissing in de strafzaak van verdachte. Het dossier bevat immers geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat zij weet wie verdachte is.
Ambtshalve beslissing
De rechtbank bepaalt dat het Openbaar Ministerie zaaksdossier 5 dient aan te vullen met stukken uit het dossier Covington, te weten: het proces-verbaal van de melding bij de politie door [naam 8] en het proces-verbaal van het stopgesprek dat met [verdachte 1] is gevoerd.

4.Onderzoekswensen in de zaak van verdachte [verdachte 3]

Mr. Van de Wijngaart heeft zich op de zitting aangesloten bij het verzoek van mr. Nooijen opgenomen onder 2.1 en heeft aanvullend verzocht om diezelfde stukken ook te doen verstrekken in het kader van EncroChat gelet op de parallel die wordt getrokken met SkyECC.
De rechtbank verwijst ten aanzien van dit verzoek naar haar beslissing en de motivering daarvan zoals opgenomen onder nummer 2.1. en acht deze hier als herhaald en ingelast. Onvoldoende onderbouwd is het verzoek om dezelfde stukken te verstrekken in het kader van EncroChat. Dit verzoek zal de rechtbank
afwijzen.

5.Onderzoekswensen in de zaak van verdachte [verdachte 4]

Mr. Sjadijeva heeft zich op de zitting aangesloten bij het verzoek van mr. Nooijen opgenomen onder 2.1 en het aanvullende verzoek van mr. Van de Wijngaart opgenomen onder 4.
5.1
Het verzoek zoals opgenomen onder 2.1
De rechtbank constateert dat de raadvrouw zich ongemotiveerd heeft aangesloten bij het verzoek. Daar komt bij dat de verdenkingen jegens [verdachte 4] enkel voortvloeien uit de inhoud van EncroChat-berichten. De onderzoekswensen van mr. Nooijen zien op SkyECC, zodat het belang van de raadsvrouw om zich bij die onderzoekswensen aan te sluiten de rechtbank ontgaat. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
5.2
Het verzoek zoals opgenomen onder 4.
De rechtbank verwijst ten aanzien van dit verzoek naar haar beslissing en de motivering daarvan zoals opgenomen onder 4.

6.Conclusie

De rechtbank:
  • houdthaar beslissing op de verzoeken opgenomen onder 2.1 en 2.2
    aan;
  • bepaaltdat het Openbaar Ministerie het proces-verbaal over de Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van de interceptietool, het begeleidend schrijven van de 26Argus officieren van justitie met daarbij gevoegd de relevante en beschikbare Franse machtigingen en de nadere toelichting op het door mr. Nooijen ingebrachte stuk
    uiterlijk 14 juni 2022zal indienen en
    bepaaltdat mr. Nooijen
    uiterlijk 28 juni 2022een schriftelijke reactie zal indienen;
  • neemtop het verzoek onder 3.2.1
    geen beslissing;
  • wijst toehet verzoek onder 3.2.2 tot het horen als getuigen:
    - medeverdachte [verdachte 1] ;
    - medeverdachte [verdachte 4] ;
    - medeverdachte [verdachte 5] ;
    - medeverdachte [verdachte 6] ;
    - medeverdachte [verdachte 3] ;
    - [naam 3] , geboren op [geboortedag] 1995 (thans gedetineerd);
    - [naam 4] , geboren op [geboortedag] 1975 (adres onbekend);
    - [naam 7] , geboren op [geboortedag] 1948 (blijkens het dossier laatst bekende verblijfplaats in [verblijfplaats] );
  • wijst afhet verzoek onder 3.2.2 tot het horen als getuigen:
    - [naam 5] ;
    - [naam 6] ;
    - [naam 8] ;
  • beslist ambtshalvedat het Openbaar Ministerie stukken uit dossier Covington dient te voegen aan zaaksdossier 5 van procesdossier 26Zenne, te weten het proces-verbaal van de melding bij de politie door [naam 8] en het proces-verbaal van het stopgesprek met [verdachte 1] .
  • wijst afhet verzoek onder 4 ten aanzien van de stukken van EncroChat;
  • wijst afhet verzoek onder 5.1.
Deze beslissing is op 20 mei 2022 per e-mail aan de raadslieden medegedeeld. Deze schriftelijke weergave daarvan wordt aan het proces-verbaal van de zitting van 10 mei 2022 gehecht.