In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2022, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad van 2016 tot 2020. De vrouw heeft de relatie op 14 september 2020 beëindigd en er zijn financiële afspraken gemaakt in een overeenkomst van 23 juni 2020. De man heeft op 4 december 2020 een beroep gedaan op vernietiging van deze overeenkomst wegens gebrek aan wilsovereenstemming. De vrouw vordert in conventie betaling van verschillende bedragen, waaronder een terugbetaling van een lening en kosten van de inboedel. De man vordert in reconventie nakoming van de financiële afspraken en vernietiging van de overeenkomst.
De rechtbank heeft de vorderingen van de man tot vernietiging van de overeenkomst afgewezen, omdat de man zelf de overeenkomst heeft opgesteld en geen rechtsgeldige vernietiging heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst in stand blijft en dat de man verplicht is om de afgesproken bedragen te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw tot betaling van een totaalbedrag van € 38.992,- toegewezen, te betalen in twee termijnen. De rechtbank heeft ook de vordering van de man tot betaling van kosten van de huishouding afgewezen, omdat er geen bewijs was van een overeenkomst hierover. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de gevolgen van het niet nakomen daarvan in het privaatrecht.