ECLI:NL:RBAMS:2022:286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21_5571
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek gegrond verklaard met oplegging van dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 28 januari 2022, is het beroep van GS Magenta B.V. h.o.d.n. Geen Stijl gegrond verklaard. Eiseres had op 30 augustus 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie over de veiligheidssituatie in Afghanistan en de evacuaties die daarop volgden. Verweerder, de Minister President en het Ministerie van Algemene Zaken, had niet tijdig op dit verzoek beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn was overschreden en dat eiseres verweerder in gebreke had gesteld. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die vastgesteld werden op € 142,31, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank overwoog dat de zaak van licht gewicht was, maar dat er aanleiding was om de proceskosten te matigen, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift had ingediend dat vrijwel identiek was aan eerdere beroepschriften in andere Wob-zaken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5571

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de besloten vennootschap GS Magenta B.V. h.o.d.n. Geen Stijl, eiseres,

(gemachtigde: A.A. Loonstein),
en

de Minister President, het Ministerie van Algemene Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. G.J. Buitendijk),

Procesverloop

Eiseres heeft met de brief 15 november 2021, door de rechtbank ontvangen op
17 november 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft met een brief van 30 augustus 2021 een Wob-verzoek ingediend. Hierin verzoekt zij om openbaarmaking van correspondentie en stukken over de toenmalige veiligheidssituatie in Afghanistan en de evacuaties die daarop volgden. Met een brief van
28 oktober 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op
17 november 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3] In het verweerschrift van 15 december 2021 heeft verweerder verklaard dat het Wob-verzoek ziet op een uitzonderlijk, zeer omvangrijk en complex dossier dat een aantal specifieke gevoeligheden bevat. Er dient een grote hoeveelheid aan informatie bekeken te worden om het bereik van het verzoek te bepalen, waarvan een deel afkomstig is van andere ministeries. Bij de beoordeling van de stukken moet ook de actuele veiligheidssituatie in Afghanistan in aanmerking worden genomen. Verweerder verklaart verder dat er al veel informatie in openbaarheid met de Tweede Kamer is gedeeld.
7. In reactie op het verweerschrift heeft eiseres op 13 januari 2022 gemotiveerd uiteengezet waarom de door verweerder aangevoerde gronden volgens geen geldige reden zijn voor overschrijding van de beslistermijn. Eiseres stelt daarnaast dat er sprake is van ‘verse stukken’ die reeds digitaal beschikbaar zijn en die verweerder al verzameld en geïnventariseerd moet hebben.
8. Anders dat eiseres stelt, ziet de rechtbank in het standpunt van verweerder aanleiding om te oordelen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn rechtvaardigen. Echter, verweerder heeft geen nadere termijn genoemd waarbinnen hij alsnog verwacht te beslissen op het verzoek. Inmiddels heeft verweerder bijna vijf maanden de tijd gehad om te beslissen op het verzoek. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een volledig moet beslissen op het verzoek van eiseres.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), wordt het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen in een zaak als deze in beginsel € 569,25,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift, 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
11. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om de proceskosten te matigen. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Bpb kan in bijzondere omstandigheden van het onder 10.genoemde tarief worden afgeweken. Gelet op de omstandigheid dat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend dat vrijwel identiek is aan de door hem in de Wob-zaken 21/5572, 21/5573 en 21/5496 ingediende beroepschriften, waarin dezelfde rechtsvraag aan de orde is, ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 2, derde lid, van het Bpb in die zin dat voor het indienen van het beroepschrift een vergoeding van
€ 142,31 (te weten € 569,45 gedeeld door 4), wordt toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 142,31.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
de rechter is niet in staat om
de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb