ECLI:NL:RBAMS:2022:2873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4564
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA en de duurzaamheid van de situatie van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2022, betreft het een geschil tussen eiseres, een zorgassistent, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had zich op 26 januari 2019 ziek gemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV kende haar een uitkering toe, maar na bezwaar werd dit besluit ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij per 23 januari 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, maar het UWV oordeelde anders. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 4 mei 2022 een zitting gehouden waar eiseres en haar vertegenwoordigers aanwezig waren.

De rechtbank legt uit dat de Wet WIA bepaalt dat iemand recht heeft op een uitkering als deze minimaal 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld aan de hand van het verschil tussen het oude loon en het loon dat iemand nog kan verdienen. Eiseres betoogde dat haar medische situatie verslechterde en dat zij recht had op een Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA). De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat eiseres op de datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met het besluit van 5 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres vanaf 23 januari 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 100%.
Met het besluit van 5 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022.
Eiseres is verschenen, vergezeld door haar vader en schoondochter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
De rechtbank geeft eerst een korte uitleg over het systeem van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Kennis van dat systeem is nodig om de uitspraak goed te kunnen begrijpen.
1.2.
Wanneer iemand door ziekte is uitgevallen voor zijn werk, heeft hij na 104 weken na zijn eerste ziektedag (de zogeheten wachttijd) recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, als deze persoon minimaal 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat iemand vóór zijn ziekte verdiende (het maatmanloon), te vergelijken met het gemiddelde loon dat iemand met zijn ziekte en de daaruit voortvloeiende beperkingen nog kan verdienen. Uit deze vergelijking blijkt voor hoeveel procent iemand door zijn ziekte in inkomen achteruit gaat. Dit percentage wordt de mate van arbeidsongeschiktheid genoemd.
1.3.
Iemand die nog meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen (en dus minder dan 35% arbeidsongeschikt is), heeft op grond van de Wet WIA geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Iemand die tussen de 80% en 100% arbeidsongeschikt is, is ‘volledig’ arbeidsongeschikt. Het Uwv moet dan beoordelen of deze persoon ook ‘duurzaam’ arbeidsongeschikt is. Duurzaam houdt in dat iemands ziekte naar verwachting niet zal verbeteren. Als dat het geval is, heeft iemand recht op een Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA).
Wat aan deze procedure voorafging
2.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als zorgassistent voor gemiddeld 27,82 uur per week. Op 26 januari 2019 meldde eiseres zich ziek voor dit werk. Met een formulier van 22 oktober 2020 heeft eiseres vervolgens een aanvraag bij verweerder gedaan voor een WIA-uitkering.
2.2.
Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 22 april 2021, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 mei 2021, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 5 mei 2021 ten grondslag gelegd.
2.3.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 juli 2021 ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt zich – samengevat – op het standpunt dat zij per 23 januari 2021 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Ook heeft eiseres de rechtbank verzocht om het bestreden besluit in stand te laten, de motivering van het bestreden besluit, zijnde de arbeidskundige gronden, te vernietigen en te vervangen door medische gronden gerelateerd aan Ehlers Danlos syndroom. Ter zitting heeft eiseres aangevuld dat haar medische situatie op de datum in geding alleen maar slechter werd. Eiseres stelt een progressieve aandoening te hebben, waarbij de behandelingen enkel zijn bedoeld om haar medische situatie stabiel te houden. Deze behandelingen zijn niet gericht op het behalen van (enige) verbetering.
Het oordeel van de rechtbank
4. Niet in geschil is dat eiseres per 23 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten ligt de vraag voor of de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding, 23 januari 2021, moet worden geacht volledig en duurzaam te zijn, zodat eiseres op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering.
5. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
6. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Volgens vaste rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd welk (positief) resultaat de bij eiseres ingezette medische behandeling(en) zal hebben op haar functionele mogelijkheden. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 17 juli 2021 heeft gesteld dat er een redelijk goede kans op verbetering van de belastbaarheid van eiseres valt te verwachten binnen één a twee jaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat eiseres voor haar psychische klachten op de wachtlijst staat voor individuele rouwtherapie bij het [de persoon] . Hierbij is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de verwachting dat dit zal resulteren in verbetering van persoonlijk en sociaal functioneren. Ook heeft eiseres door meer stress meer moeite met lopen en ervaart zij meer vermoeidheid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de verwachting dat verbetering van de psychische klachten ook verbetering ten aanzien van lopen en de energetische belastbaarheid zal hebben. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat na de rouwtherapie eiseres de therapie bij Reade zal hervatten, welke gericht is op het leren omgaan met de pijn en op het versterken van de spieren. De verwachting hierbij is verbetering van de fysieke belastbaarheid. Ook is overwogen dat eiseres onder behandeling bij een diëtist is, wat kan leiden tot minder overgewicht. Dit kan weer zorgen voor minder fysieke klachten en meer mobiliteit. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook overwogen dat in de brief van revalidatiecentrum Reade van 7 juli 2020 verschillende behandelmogelijkheden worden genoemd die zijn gericht op verbetering van het functioneren, zoals ergotherapie, medisch psychologische behandeling, gedragsmatige poliklinische pijn revalidatiebehandeling en podotherapie. Bij dergelijke behandelopties wordt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep verbetering verwacht ten aanzien van de fysieke en energetische belastbaarheid inclusief urenbeperking.
Conclusie
9. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 23 januari 2021 niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
10. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier
.De beslissing wordt is het openbaar uitgesproken op 30 mei 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3313.