ECLI:NL:RBAMS:2022:2901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
AMS 22/2655 en AMS 22/2656
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod op grond van ernstige en herhaaldelijke hinder in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in Amsterdam woont. Verzoeker had beroep aangetekend tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zijn woning te betreden vanwege ernstige en herhaaldelijke hinder die hij zou veroorzaken. Dit besluit was op 25 mei 2022 genomen en op 26 mei 2022 aan verzoeker uitgereikt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 27 mei 2022, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker ernstige overlast veroorzaakt, onderbouwd door een geluidsfragment en een lijst met meldingen van overlast. De rechter oordeelde dat er geen andere geschikte manier was om de omwonenden te beschermen tegen deze overlast, en dat het tijdelijke huisverbod gerechtvaardigd was. Verzoeker moest zijn woning op 2 juni 2022 definitief verlaten, maar kreeg de mogelijkheid om dit onder politiebegeleiding te doen.

De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat het tijdelijke huisverbod in stand blijft en dat verzoeker geen proceskostenvergoeding ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/2655 (voorlopige voorziening)
AMS 22/2656 (beroep)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 mei 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Kappelhof en mr. R. Nomden).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van verweerder.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder van 25 mei 2022, uitgereikt aan verzoeker op 26 mei 2022 (het bestreden besluit).
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van verzoeker daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter beoordeelt het bestreden besluit, waarin verweerder heeft bepaald dat verzoeker vanaf [periode] zijn woning aan de [adres] in Amsterdam niet mag betreden, niet daarin aanwezig mag zijn en niet zich daarbij mag ophouden. De voorzieningenrechter beoordeelt dat aan de hand van de argumenten die verzoeker heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Verweerder mag een tijdelijk huisverbod opleggen als er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder en als die hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaakt in en bij zijn woning. Op de zitting is een geluidsfragment van 16 mei 2022 beluisterd, waarbij verzoeker door het trappenhuis schreeuwde. Dit komt overeen met wat daarover in het dossier staat. Verder zit in het dossier een lijst met heel veel meldingen van overlast. Gezien het verleden van verzoeker en gegeven het feit dat de omwonenden weten dat verzoeker zijn woning binnenkort moet verlaten, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de incidenten zoals weergegeven in het bestreden besluit. Dat hier en daar een en ander aangedikt is kan niet worden uitgesloten, maar dat kan verzoeker niet baten. Gelet op de grote hoeveelheid meldingen, in combinatie met het feit dat er telkens van de zijde van de overheid en instellingen serieus gereageerd wordt op de meldingen heeft de burgemeester terecht ernstige en herhaaldelijke hinder aangenomen.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen andere geschikte wijze voorhanden is om de omwonenden tegen de door verzoeker veroorzaakte overlast te beschermen. De gedragsaanwijzing van de officier van justitie van 18 mei 2022, met de strekking zich te onthouden van contact met de buren, heeft niet geholpen. De vrees voor escalatie in de periode tot 2 juni 2022, de dag dat verzoeker zijn woning moet verlaten, is niet onterecht.
4. Verzoeker moet op 2 juni 2022 zijn woning definitief verlaten en voor hem weegt zwaar dat hij door dit tijdelijke huisverbod zijn spullen niet kan inpakken. Ter zitting hebben de gemachtigden van de burgemeester aangegeven dat verzoeker dit onder politiebegeleiding mag doen. Dit bezwaar van verzoeker wordt daarmee weggenomen.
5. Tenslotte is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vervroegde dakloosheid van verzoeker niet opweegt tegen de belangen van de omwonenden om beschermd te worden tegen de overlast en de hinder die verzoeker veroorzaakt.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het tijdelijke huisverbod in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2022 door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.