ECLI:NL:RBAMS:2022:3143

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
AWB 22/382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een WIA-zaak waarbij eiser, een voormalig boodschappenbezorger, zijn aanvraag voor een WIA-uitkering per 4 januari 2021 had ingediend. De aanvraag was door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen, wat eiser niet kon accepteren. Eiser had zich op 7 januari 2019 ziek gemeld en ontving vanaf 25 maart 2019 een Ziektewet-uitkering. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapportages van verweerder beoordeeld en vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijke basis had. Echter, de rechtbank had twijfels over de arbeidskundige beoordeling, met name over de overschrijding van de totaalbelasting in de geduide functies. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen niet goed waren meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de functies die hem waren toegewezen niet passend waren gezien zijn klachten. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige onvoldoende had gemotiveerd waarom de totaalbelasting niet werd overschreden en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Procesverloop

Met een besluit van 31 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een WIA [1] -uitkering per 4 januari 2021 afgewezen.
Met een besluit van 13 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 11 mei 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als boodschappenbezorger voor 39,23 uur per week. Op 7 januari 2019 heeft eiser zich ziek gemeld wegens belemmerende gezondheidsklachten. Eiser heeft vanaf 25 maart 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.
2. Bij einde wachttijd heeft eiser op 19 oktober 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag per 4 januari 2021 afgewezen. Verweerder baseert dit besluit op een rapport van een primaire arts, akkoord bevonden door een verzekeringsarts, van 10 maart 2021 en een rapport van een primaire arbeidsdeskundige van 31 maart 2021.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 november 2021, een aanvullend rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 december 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 december 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser meer beperkt geacht en een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 november 2021 opgesteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn de door de primaire arbeidsdeskundige vastgestelde functies niet meer als passend te beschouwen. Wel vindt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep andere passende functies om tot een schatting te komen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt daardoor van 14,82% naar 27,55%.
Standpunt eiser
4. Eiser voert aan dat zijn beperkingen meer omvattend zijn dan is aangenomen in de FML. Eiser heeft ernstige rugklachten als gevolg van een gebroken staartbeen en gebroken wervel tussen de schouderbladen. Daarnaast heeft hij een nekhernia, discopathie, heupklachten en heeft hij voortdurend pijn in zijn (onder)rug, nek, schouders en armen. Door zijn klachten slaapt eiser slecht. Overdag dient hij te recupereren, waardoor een urenbeperking moet worden aangenomen. Gelet op de beperkingen, de functieomschrijvingen en de daarbij behorende belastingen kan eiser de geduide functies niet uitoefenen.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 4 januari 2021 juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
6. Uitgangspunt is dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
7. Het medische onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van
10 maart 2021, 2 november 2021 en 7 december 2021. De medische belastbaarheid van eiser staat in de FML van 2 november 2021.
8. Gelet op wat in de rapporten is vastgelegd aan verrichte onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De aanwezige dossiergegevens, de door eiser naar voren gebrachte klachten en informatie van derden zijn op een kenbare, uitvoerige en deugdelijke wijze betrokken bij de medische beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar opnieuw naar de medische toestand van eiser gekeken, eiser meer beperkt geacht en aanleiding gezien om de FML aan te passen.
9. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de door de verzekeringsartsen opgestelde rapporten inconsistenties bevatten of niet concludent zijn, dan wel dat de medische beoordeling onjuist is of aan de juistheid van deze beoordeling moet worden getwijfeld. Eiser heeft rugklachten, een nekhernia en discopathie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent deze problematiek. Hiervoor zijn beperkingen aangenomen in de FML. Daarnaast heeft eiser voortdurend pijn in zijn nek, schouders, armen en heeft hij heupklachten. Deze klachten zijn tevens in de beoordeling betrokken en hiervoor zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen op het gebied van trillingsbelasting, hand- en vingergebruik, tastzin, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken, duwen en trekken, tillen en dragen tijdens werk. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen op het gebied van hoofdbewegingen maken, gebogen en/of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser verder licht beperkt geacht op lopen, klimmen, zitten, staan en staan tijdens werk en het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk.
10. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiser voldoende heeft meegenomen in de FML. Het standpunt van eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep verdergaande beperkingen had moeten aannemen, heeft hij niet met medische gegevens voldoende onderbouwd. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit
11. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij de functie Telefonist niet kan uitoefenen omdat hij daar klanten te woord moet staan, terwijl zijn taalbeheersing niet optimaal is. Ook kan eiser de arbeidskundige motivering bij elke geduide functie op het item Hoofdbewegingen (4.15.1) niet volgen. Daarnaast voert eiser aan dat hij zich niet kan verenigen met de arbeidskundige motivering bij het item Knijp-/grijpkracht (4.3.6) in de functie Monteur printplaten en dat in de functies Administratief ondersteunend medewerker en Wikkelaar overschrijdingen zijn op diverse grepen, repetitieve handelingen, het voortdurend bedienen van toetsenbord en muis en hoofdbewegingen maken. Verweerder heeft verder niet gemotiveerd waarom de functie Monteur plintplaten geschikt is, terwijl de functie Medewerker handsolderen met dezelfde SBC code (267051) niet geschikt is, omdat deze functie te belastend is.
12. Bij de vraag of eiser kan werken in de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geselecteerd, gaat de rechtbank uit van de beperkingen zoals deze zijn vastgesteld in de FML van 2 november 2021. Eiser is daarbij niet beperkt geacht op het item Spreken. Ook is tijdens de zitting gebleken dat eiser goed Nederlands sprak. De rechtbank is daarom niet gebleken dat de functie Telefonist niet passend zou zijn. Ook de overschrijdingen op de items Hoofdbewegingen (4.15.1) en Knijp-/grijpkracht (4.3.6) zijn toereikend besproken. Uitgaande van de juistheid van de FML stelt de rechtbank vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de individuele belasting binnen de functies voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank volgt wel het standpunt van eiser dat de arbeidsdeskundige had moeten motiveren waarom de functie monteur plintplaten geschikt is, terwijl de functie medewerker handsolderen met dezelfde SBC code (267051) niet geschikt is, omdat deze functie te belastend is. Deze conclusie vloeit niet logisch voort uit het rapport.
13. Eiser heeft verder aangevoerd dat de functies vanwege de totaalbelasting ongeschikt zijn voor hem, waardoor niet kan worden verwacht dat hij deze kan uitoefenen. Eiser heeft verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [2] , waaruit volgt dat zelfs indien ieder afzonderlijk belastingpunt van een functie binnen de voor eiseres gestelde belastbaarheid valt, de totaalbelasting van de functie zodanig kan zijn dat deze medisch ongeschikt is. Volgens eiser zitten de overschrijdingen in de geduide functies tegen het maximum aan. Eiser slaapt enorm slecht, omdat hij voortdurend pijn heeft in zijn (onder)rug, nek, schouders en armen. Door de slaapproblemen is hij vermoeid en heeft hij minder energie. Overdag dient hij te recupereren. Verder voert eiser aan dat als hij inspannende activiteiten verricht zoals staan of zitten, de spanning op zijn lijf zo groot wordt dat hij moet uitrusten omdat zijn klachten verergeren. Hij moet dan stretchen, rust nemen en liggen. Dit kan niet bij de werkgever. Als voorbeeld noemt eiser dat als hij moet rijden naar Groningen, hij de hele dag niks meer kan vanwege de pijn.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat de totaalbelasting de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Eiser kan ongeveer 150 N duwen of trekken en
10 kg tillen en dragen. Lopen kan hij een halfuur achtereen en gedurende 4 uur op een werkdag. Hij kan tenminste een huishoudtrap op en af stappen. Eiser kan een uur achtereen zitten. Staan kan hij een halfuur achtereen en gedurende 4 uur op een werkdag. Eiser kan tot 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn. Hij kan ongeveer 1 minuut aaneen boven schouderhoogte actief zijn, beiderzijds. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan eiser fysiek lichte administratieve en productiefuncties uitoefenen die geen grote nek- en rugbelasting kennen. Er is geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding. Eiser ervaart weliswaar pijn en een onderbroken nachtrust, echter het dagverhaal toont geen aanknopingspunten voor noodzakelijk verhoogde recuperatieperioden.
15. De rechtbank heeft gelet op wat eiser heeft aangevoerd, namelijk de hoeveelheid klachten die hij heeft aan zijn nek, rug, schouders, armen en heup, de vele (lichte) beperkingen die daaruit voortvloeien, de vele handelingen die eiser zou moeten verrichten in de aangeduide functies en zijn aanvulling op het dagverhaal dat hij veel rustmomenten nodig heeft als hij zijn nek en rug belast, twijfel over de overschrijding van de totaalbelasting in de functies en daarmee de passendheid van de functies. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft niet voldoende gemotiveerd waarom de totaalbelasting in de functies niet wordt overschreden.
Conclusie
16. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische beoordeling in beroep. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank wel aanleiding om te twijfelen aan de arbeidskundige beoordeling in beroep. Het bestreden besluit berust daarmee niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen op het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.G.A. Karregat, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.De uitspraak van de Raad van 12 oktober 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY9971.