Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 juli 2021
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 november 2021.
2.De feiten
‘Algemene Voorwaarden [eiseres] b.v. d.d. November 2016’van toepassing. In deze algemene voorwaarden is onder meer bepaald:
Verlenging van de huurtermijn met vijf (5) jaar, ingaande op 1 maart 2022 en derhalve lopende tot en met 28 februari 2027. Daarna te verlengen met aansluitende perioden van telkens vijf (5) jaar.
De huidige huurprijs, te weten € 171.368,44 (prijspeil november 2020) te vermeerderen met 6,5% BTW-compensatie en exclusief servicekosten, blijft gehandhaafd. Conform artikel 4.5 van de huidige huurovereenkomst blijft aanpassing van de huurprijs jaarlijks per 1 maart van toepassing.
Huurvrije periode:
3.Het geschil
de huidige huurvoorwaarden” in de honoreringsbepaling, worden volgens [eiseres] namelijk de huurvoorwaarden bedoeld, zoals die zonder heronderhandeling hadden gegolden voor de nieuwe huurperiode, dat wil zeggen zonder huurvrije periode. Subsidiair stelt [eiseres] dat, als CCV op grond van de honoreringsbepaling geen courtage verschuldigd is, de courtage moet worden vastgesteld op basis van artikel 6.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden, althans dat een redelijk loon moet worden betaald door CCV voor de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden.
de huidige huurvoorwaarden” in deze bepaling is volgens CCV bedoeld, de huurvoorwaarden zoals die gelden voor de ten tijde van het maken van die afspraak lopende huurperiode. Omdat voor de lopende huurperiode een huurvrije periode van veertien maanden geldt, kwalificeert de huurvrije periode van negen maanden niet als besparing, aldus CCV. Verder voert CCV aan dat het karakter van de honoreringsbepaling, die volgens CCV is bedoeld als een ‘no cure no pay’ afspraak, maakt dat geen sprake kan zijn van een betaling op grond van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden of betaling van een redelijk loon.
4.De beoordeling
besparingen ten opzichte van de huidige huurvoorwaarden” in de zin van de honoreringsbepaling. Nu huurvrije periodes in deze bepaling met zoveel woorden zijn aangewezen als besparingen, gaat het daarbij meer specifiek om de betekenis van het begrip “
de huidige huurvoorwaarden”. Met andere woorden, met welke huurvoorwaarden moeten de huurvoorwaarden die het resultaat zijn van de onderhandelingen van [eiseres] worden vergeleken? Uit de standpunten van partijen en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat partijen met deze bepaling – en met het begrip “
de huidige huurvoorwaarden” – beiden een ander doel voor ogen hadden en deze verschillend hebben uitgelegd.
de huidige huurvoorwaarden” brengt met zich dat moet worden gekeken naar de huurvoorwaarden zoals die golden op het moment dat de honoreringsafspraak werd gemaakt. Dat zijn in beginsel de huurvoorwaarden van de lopende huurtermijn; de periode 1 maart 2017 – 1 maart 2022. Mede gelet op het feit dat [eiseres] de tekst van de honoreringsbepaling heeft opgesteld, mocht CCV in beginsel van deze taalkundige betekenis uitgaan. Dat is slechts anders, als CCV op basis van de uitlatingen en gedragingen van [eiseres] en/of de overige relevante feiten en omstandigheden redelijkerwijs had moeten begrijpen dat CCV hiermee de huurvoorwaarden, zoals die zouden gelden voor de periode na 1 maart 2022 bij voortzetting van de huurovereenkomst zonder nieuwe afspraken, bedoelde. De rechtbank ziet daarvoor evenwel onvoldoende aanknopingspunten.
de huidige huurvoorwaarden” in de honoreringsbepaling.
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
3.518,00