Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Gdańsk, Polen. De zaak betreft de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1977 en gedetineerd in Nederland, is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten onderzocht die ten grondslag liggen aan de vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Polen is veroordeeld tot verschillende vrijheidsstraffen, die samen meer dan vier maanden bedragen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 3 mei 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
In de uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, ondanks dat één van de vonnissen betrekking heeft op een straf van minder dan vier maanden. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de overlevering toe te staan op basis van artikel 7, vierde lid, OLW, omdat de overige vrijheidsstraffen voldoen aan de vereisten van de wet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering dient te worden toegestaan.